Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.142  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

 In het archief van het Roermondse Gasthuis is hierover meer te vinden met betrekking tot haar pachthoeve onder Asenray. In 1830 werd de pacht nog in natura geleverd op Sint-Andries (30 november). Alleen de huishuur werd met pasen in geld betaald, toen nog 9 gulden en 45 cent. Eerst veel later werd de pacht in haar geheel in geld omgezet.

DE PACHTERS

Zoals nog zal blijken, had menige halfman elders in de gemeente nog een huis en enig akkerland in eigendom. Bij de pacht van de hoeve werd meestal uitdrukkelijk overeengekomen, dat zij en sullen geen andere landen meer ackeren aft winnen, dan die tot den haft gehooren. Dat betekent dus, dat de eigen goederen aan derden werden verhuurd. Dit eigen huisbezit was onder de halfers eerder regel dan uitzondering. Het gaf hen dezelfde status als de overige huisbezitters en zij werden daarmee tot de geërfden gerekend. Als inwoner alleen had men weinig in te brengen en nu konden zij ook voor een schepenstoei gevraagd worden.
Veel pachters waren onderling verwant aan elkaar. Borghs zoon trouwde met de halferse op Steynenhof. De boer op Kloostershof was een broer van de pachter op Muggenbroek. Het waren slechts enkele families die de pachtgoederen in halfscheidt beheerden. De pacht ging over van vader op zoon of dochter.
Zelfs wanneer de pacht door onenigheid werd beëindigd, kon de halfer elders opnieuw beginnen. Wanneer het klooster niet tevreden was over het beheer van de boerderij en de halfscheid werd opgezegd, vond de pachter al snel werk op een andere pachthoeve. Ook hiervan zijn voorbeelden te over. Sill Sillen en Jenneke Nijssen konden na onenigheid met de rentmeester van de Munsterabdij van Kloostershof vertrekken. En ziedaar, de kartuizers zochten voor de Beeckerhof in Swalmen juist nieuwe pachters.

VERKOOP

De kloosters, en in meerdere mate de gegoede burgers, waren aangewezen op ervaren pachters.


Kloostershof in de 18e eeuw en latere aan­bouw.

Deze wisten hoe dat zo'n grote boerderij moest bestuurd worden met de vele akkergronden, weiden, heisters en bossen, koeien, varkens en schapen. Zij konden ook leiding geven aan het dienstvolk: de paardeknecht, ploeger, de meiden, scheper, koeheerdt en de sweyn (varkenshoeder), aan de scheerders en spinsters in het voorjaar en aan de seizoenarbeiders wanneer geoogst moest worden. Bekwame pachters waren zeldzaam. Sommige families bleven meer dan een eeuw op een bepaalde hoeve wonen.
Zo is de naam Smeedts verbonden met Cornelishof en Janssen met de Thooren, doordat de pacht van vader op zoon overging. In andere gevallen werd de pacht door een der dochters doorgegeven. Dat gebeurde o.a. op Thuysershof.
Van de oogst op de velden werd het tiende deel als belasting geheven. Het ophalen hiervan werd jaarlijks verpacht. Meestal waren het weer de grote boeren uit de gemeente, die zich met de inning der tienden bezigden. Zij beschikten immers over paard en kar en over de nodige knechten.
Ook aan de tienden pacht viel nog menig graantje te verdienen.
In 1749 werden twee pachtboerderijen van de hand gedaan. De familie Baenen verkocht toen aan Jan van Daell en Matthijs Aelen de Mouthagen (25 bunder) voor 1050 pattacons. Vier jaar later gingen beiden over tot de verdeling van de grond.


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.142  

Eerste  Vorige  137 138 139 140 141 142 143 144 145 146   Volgende  Laatste