Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.59  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

De beestenschat uit 1682 telde zo'n driehonderd melkkoeien en ongeveer 140 runderen. De boer op jezuïeter Spick had in totaal twintig koebeesten. Ook hier kon Kloostershof met 17 koeien niet achterblijven en daarna volgde de boer op Puytlingshof te Leeuwen met zestien koeien. Zowat elk huishouden telde wel enkele koeien. Het totale veebestand is op elke boerderij nadien afgenomen, wat ook wel mag blijken uit de volgende staat.

    Koeien runderen schapen bijen
  1682 300 140 1400 400  
  1757 404 63 949 431  
  1766 384 50 1054 295  
  1785 362 53 924 427  
  1787 356 49 890 353  

BIJEN EN GANZEN
Vrij algemeen was in de 17e eeuw nog de bijenteelt. Willem Sijberts aan de Broekhin telde vijftien bijen(korven) en Daniël Emonts aan de beekstraat zelfs vierentwintig. Van Thijs Aelmans weten we, dat hij naast zijn huis een grote boomgaard had. Hij telde zestien bijen. Op de pachthoeven werd ook uitgebreid aan bijenteelt gedaan, op Kloostershof zelfs met 32 bijenkaren (=korven). Jan Thomassen hield slechts zeven bijen, terwijl zijn huis toch temidden van veel fruitbomen stond.
Uit het testament van Wilm Crompvoedt, opgemaakt in januari 1758, vlak voor zijn overlijden, blijkt dat hij zich intensief met de bijenteelt bezighield. Aan zijn voordochter liet hij o.a. "ses bijen(karen) neffens malkanderen". Zijn nadochter Marie vermaakte hij liefst "21 kaeren met bijen ende 23 honinghshooffden ende eene halff ton voor honingh".
Het houden van ganzen heeft hier nooit opgang gemaakt. In 1682 telde de beestenschat slechts 24 ganzen en dan alleen nog in het dorp. (Evert Hoets: 6) Tien jaar later telde men meer dan het zesvoudige! (Daniël Emonts: 17) De ganzen van Kloostershof werden niet aangerekend, want die kwamen het erf niet af. Of men in Maasniel bang was geworden voor de snelle toename van deze grazers?

Het lijkt wel zo, want toen Peter Geurts aan het Maalbroek zijn huis bouwde, werd bepaald, dat hij en zijn erfgenamen "nu nochte ten eeuwighen daeghen ganssen sullen moghen houden" of laten weiden op het broek naast zijn huis 12).

In 1763 werd op het voogdgeding geklaagd over de schade die de ganzen aan de velden toebrachten. Het gericht beloofde, dat alle ganzen zouden worden geremmelt. Hieronder is te verstaan, dat ze in hun bewegingsvrijheid werden gekortwiekt. Drie jaar later werden er nog slechts vier geteld in de hele gemeente. Er werd in de belastinglijst nog extra op gewezen: "te letten op de ganzen". Naderhand werden ze niet eens meer in de lijst opgenomen. Uit de opbrengst van de beestenschat werden o.a. de schoolmeester en de vroedvrouw ("de vrouw-vrouwe") betaald. In 1682 werd een koe berekend op een gulden. Twee runderen werden voor één koe aangeslagen, en tien schapen of tien bijen ook voor één koe. De opbrengst dat jaar bedroeg ruim 550 gulden. In 1691 werd elk paard aangeslagen voor een rijksdaalder. De koeters betaalden hiervan de helft: twee schellingen. De opbrengst bedroeg toen bijna 60 rijksdaalder, ofwel 95 gulden.
Die van De Tegelarije (en De Thooren) waren van de beestenschat vrijgesteld, maar hadden derhalve ook geen weiderecht op de gemene gronden 13).
De kippen werden in de beestenschat niet meegerekend, zodat we daarover niets kunnen berichten. Evenmin werd het pluimvee in boedelbeschrijvingen vermeld. De Kapittelhof te Leeuwen was o.a. belast met tien paar hoender en Drossartshof in de Straat met zes paar. Elk paar bestond uit een kip en een kapoen. Kloostershof droeg jaarlijks o.a. 21 kapoenen en 13 hennen af. Het hoenderbestand moet daarvan een veelvoud hebben bedragen.

TIENDEN
Wanneer de boer op zijn akker de veldvruchten had gemaaid, werd het koren in hopen van acht tot twaalf schubben (= schoven) gebermd.


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.59  

Eerste  Vorige  54 55 56 57 58 59 60 61 62 63   Volgende  Laatste