Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.48  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

 In deze had schepen Baeckhoven op eigen gezag toestemming gegeven. Het is begrijpelijk dat de overheid hiertegen streng optrad.
Wat het gemeen gebruik van het Maalbroek betreft, staan op een kaartje uit 1766 hier de "uytgetorfte waterkoulen" ingetekend. Deze werden door de gemeente jaarlijks verpacht om er witsen te houwen. In 1744 zouden de witsers het Maalbroek hebben doorgestoken, waardoor het water zelfs nog de landerijen aan de Hertepaal overstroomde.
In de dertiger jaren had men toen al op de uitgeturfde kuilen van het Maalbroek slaghout geplant. De verkoop daarvan bracht de gemeente zo'n 32 gulden op. Langs het Cleyn-Broeckxken werd de grond in twee percelen verdeeld. Vanaf de Kieck-vuyt tot halverwege het broek en de andere helft tot aan de dijk (=Asenrader kerkepad). Aan het Grootbroek werden vier stukken afgemeten tot aan de peerdtsdijck en vanaf Clossen-bempt tot aan de dijk. (kaart 4) In later tijd werd dit bodemgebruik voortgezet.
Zolang de nieuwe aanplant niet groot genoeg was, mocht men er geen schapen laten weiden 8).
Voor brandstof moest men nu elders terecht. De gemeentebestuurders beseften trouwens al veel eerder, dat zij niet eindeloos door konden gaan met deze roofbouw. Reeds in het begin van de 18e eeuw werd met paard en wagen turf gehaald in Meyel en werden vetkolen aangevoerd per schip voor het stoken van de school en het raadhuis 9).
Gemene gronden langs de limieten waren regelmatig een twistpunt met buurgemeenten. Derhalve werd van tijd tot tijd de grens opnieuw vastgelegd. We schrijven 1677. Die van Swalmen waren aan Mouthagensdijk komen turven op Nielder gebied.
Terstond trokken de schepenen Heythuysen, Schrijvers en Thomassen er op af, samen met burgemeester Baeckhoven. "Met honderden" waren ze op het gemeen Maalbroek bezig. De regeerders van Niel protesteerden tegen deze impertinentie. Schepen Smeets van Swalmen antwoordde kort, maar krachtig, "dat hij met reverentie scheethe in dat protest"! 10)

TIGGELSTENEN
In de gemeente ging men rond 1700 steeds meer over tot het tiggelen voor eigen gebruik. Aanvankelijk gebruikte men de bakstenen in het vakwerkhuis als vervanging van het vlechtwerk met leembekleding in de skeletbouw. Veelal werd alleen de voorgevel uit baksteen opgetrokken. Nog ver in de 18e eeuw sprak men bij de bouw van een huis over een timmer of timmeragie. Sommige archiefstukken laten vermoeden, dat nog lang het vakwerkhuis werd gebouwd op de eeuwenoude wijze met lemen wanden en in enkele gevallen ook huizen van steen. Wel weten we, dat al zeer vroeg de "brandt", dit is de haard, ofwel de brandtmuere met baksteen werd gemetseld. Maar al met al kunnen we vaststellen, dat de huizen van het vakwerktype hier nog lang overheersten. De Leymcoulen onder Asenray herinneren hier nog aan.
In 1718 klaagde de burgemeester van Leeuwen dat sommige inwoners uit gemeentegrond hadden laten tiggelen. Vervolgens hadden zij de stenen verkocht en o.a. naar Roermond laten vervoeren. Hoewel nogmaals werd verboden om de stenen buiten de heerlijkheid te brengen, vroeg het klooster* Godsweerd in 1720 toch om een mond stenen. De zusters wilden in het klooster nl. een nieuw brouwhuis laten metselen 8).
In 1725 hadden enkele naburen in Leeuwen een tiggeloven van 22 monden laten opstellen om op gemeentegrond voor eigen gebruik te tiggelen. De stenen lagen al in de hagen te drogen, toen een overstroming van hoog water al het werk vernielde. Nu zagen zij hun investering verloren gaan. Zij werden gedeeltelijk vergoed door de jezuïeten, die eveneens deelhebbers waren. Het jaar daarna werd de oven opnieuw opgebouwd, waarbij bedongen werd om de stenen slechts voor eigen gebruik, tot opbouw of herstel van het huis, aan te wenden. Enkele inwoners waren van plan om bij hun huis een bakoven te metselen. Ook werden de stenen nu gebruikt voor het metselen van stallen aan het huis en voor een nieuwe toegangspoort tot het erf. Oude muren werden met baksteen opgevuld. Een ander liet op zijn erf een put metselen.


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.48  

Eerste  Vorige  43 44 45 46 47 48 49 50 51 52   Volgende  Laatste