Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan RuitenĀ©

pag.232  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

Zoon Hendrick Jansen trouwde in 1679 te Melick met Anna Baeckhoven. Zij boerden achtereenvolgens op Tonedenhof en De Tegelarije. Naderhand woonden zij in het oudt Baeckhovens huys* in het dorp. Zijn jongere broer Zill (ca.1655-1722) had ondertussen de pacht op Tonedenhof te Melick overgenomen. Hij was in 1681 getrouwd met Margaretha Timmermans. Lenart, de jongste zoon van Jan Cillen, komen we naderhand weer tegen op de pachthoeve aan het Gebroek.
1675-1688: In 1681 en ook daarna woonde Jan Jansen, alias Jan van Hertten, als pachter op Cloostershof. Hij kwam van de Cruysbroerenhof te Roer 14). Daar heeft hij jarenlang geboerd met zijn vrouw Sophia Hommen. Beiden werden omstreeks 1620 geboren. Jan stierf in de winter van 1687/88. Zijn vrouw was hem al eerder voorgegaan in het graf. De aangehaalde pacht jaren zijn niet precies aan te geven en volgen uit een verzameling van aantekeningen. Volgens zijn zoon Dirck zou Jan hier dertien jaar lang als pachter gewoond hebben. Omstreeks 1675 is Jan van Herten in tweede huwelijk getrouwd met de weduwe Aeltyen Slonsen. Sindsdien boerde hij op Kloostershof. Alitgen betaalde van 1681 tot 1691 jaarlijks een cijns van twee vaten rogge namens de abdij aan de pastoor. Daarna heeft haar zoon Lenart Jansen de pacht overgenomen.
Olitgen bleef op de boerderij wonen, waar zij een eigen kamer had. Daar stierf ze eind 1693. De vrouw liet haar kinderen ruim vier morgen akkerland na, alsmede een huis aan de Eyermert met de daarbij behorende moestuin verderop aan de beek.
1691-1694: In 1691 nam Lenard Jansen alias Sillen het werk op Kloostershof van zijn moeder over. Hij was in 1686 te Melick getrouwd met Gerdraut Jacobs, alias Peters. Daar werden ook hun twee kinderen geboren. Linnard moet dan kort na de geboorte van de jongste in maart 1691 naar Maasniel zijn verhuisd. Hij was in januari 1693 nog voogd van de minderjarige kinderen van zijn overleden broer Hendrick.
Een jaar later blijkt hijzelf ook gestorven.
Uit erfenis had Lienardt Jansen een huis verworven aan de Eyermert. In de zomer van 1694 stond de boerderij op naam van zijn vrouw, die het huis van de overige erfgenamen had gekocht.

Dat Nijs Nijssen een deel van de koopsom opeiste, kan alleen uitgelegd worden via de verwantschap van zijn schoonmoeder Trintgen Jansen, de weduwe Aelmans. Truytgen Jansen, de weduwe van Linnart stierf in 1728 zonder lijfserven: haar kinderen waren hun moeder in de dood voorgegaan. Het huis aan de Eyermert ging nu over op de zoon van Hendrick Jansen.

SILLEN

1694-1703: De pacht was met het overlijden van Lienardt Jansen vrij gekomen.
Herman Gerets, halfer op de Wijer*, verliet de pachthof van de kartuizers en ging boeren aan het Gebroek. Hij was in februari 1678 getrouwd met Neesken Hommen, de weduwe Nijssen. Haar dochter Jenneke was meeverhuisd naar Kloostershof, samen met haar man Syll, zoon van wijlen schepen Claes Sillen. Neesken was een dochter van Willem, herbergier in SintLaurens*. Voorheen heeft zij al geboerd op Overen en de Wijerhof. De halferse van Kloostershof stierf op kerstdag 1701. Herman bleef op de boerderij wonen.
1703-1712: De halfpacht werd kort daarop door Sill Sillen en Jenneke Nijsen overgenomen. In maart 1703 doneerde Herman Gerits zijn goederen aan de nieuwe pachters op Kloostershof in ruil voor levensonderhoud. Het echtpaar verplichtte zich de oude man te voorzien van kost en drank, kleren en linnengoed. Verder zou hij twaalf schapen mogen houden en kon hij zich naar believen met de bijenteelt bezig houden. Jaarlijks kreeg hij tien pattacons aan zakgeld om in de herbergen te verteren. In ruil zou hij de echtelieden alle vruchten van het veld overlaten en al het vee, zoals paarden, koeien, schapen en varkens en ook al het huisraad. Na zijn overlijden zou Sill hem eerlijck laeten begraeven, terwijl alle gelden en kredieten, maar ook zijn schulden op hem overgingen.
De boerderij werd met ingang van pasen 1706 opnieuw verpacht voor de duur van zes jaar. Na enkele jaren bleek, dat Sill zich niet aan de afspraken had gehouden. Hij had het hout tegenover de hof en in de Hertepael zo laag afgesneden, dat het slaghout was afgestorven en de grond verslechterd.


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan RuitenĀ©

pag.232  

Eerste  Vorige  227 228 229 230 231 232 233 234 235 236   Volgende  Laatste