Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan RuitenĀ©

pag.190  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

Uit het tweede huwelijk werden twee dochters geboren. Maria Borgh trouwde met Christiaen Wolffs. We zien ook dit echtpaar na enige tijd terug op Gasthuishof. De andere dochter Anna Borgh trouwde in november 1744 met Jan Creemers. Hij kwam uit Herkenbosch, waar hij in maart 1723 was geboren als jongste kind van Dries Cremers en Catharina Severins.
In april 1748 werd hun dochter Catharina geboren. Een jaar eerder had Jan de pacht op Thuyserhof overgenomen. Een jaar later in februari 1749 stierf Anna Borgh op de villa Carthusianum. Hartje zomer hertrouwde de halfer met Catharina Balck.
De weduwe Elisbeth Thomassen voelde zich toen erg krankelijk. Met uitzondering van de bedstee met het bed, een kelle en een ketel, vermaakte zij al haar goederen aan Jan Creemers in ruil voor kost en drank en verder levensonderhoud. Verder zou hij haar akkerland tot saet drijven, waarvoor Reyner dan de mest leverde. Zij bestemde een morgen akkerland voor het onderhoud van haar zoon Jan Spooren.
Deze bleef ook op de boerderij wonen en kreeg van zijn zwager van tijd tot tijd, tabak en (drink)geld, hoesen ende schoen en werkkleren soo lang als hij sigh geschickt houdt.

DE HALFWINNING

In 1756 weigerde Jan Cremers zijn tourbeurt in de wacht en patrouille, op order van de ambtman van Wassenberg. Hem was verboden nog gemene diensten en lasten meer te doen. De schout verwees evenwel naar het akkoord uit 1551: de Thuiserhof viel sindsdien onder het gericht van Maasniel. De halfman behoorde zich aan alle nabuur-diensten te houden, zoals hij in het verleden ook had gedaan en tot hieraen geplogen is 7).
In april 1769 trouwde Mathijs Korsten van de Rieth met de dochter van Thuisershof. Hij was toen bijna 25 jaar oud. In 1770 werd hun zoon Andries geboren en drie jaar later volgde Hendrick. Nadat eerst haar man en in januari 1774 ook haar vader stierf, stond Catharina Creemers er helemaal alleen voor. Een jonge weduwe met twee kinderen en een pachthoeve waar zij de leiding over moest geven.

En dat terwijl ze (voor die tijd) nog minderjarig was. Haar stiefmoeder had blijkbaar geen ambities in die richting.
Met de prior van het klooster sloten Herman Willems en Catharina Creemers (eheluyden!) een nieuwe pachtovereenkomst, ingaande met pasen 1774. Het paar trouwde echter op 19 april, en dat was de dinsdag na pasen.
In de vastentijd werd niet getrouwd. Vandaar. Herman was in december 1731 geboren als zoon van Gelis Willms en Gertrudis Geeraths, toen nog pachters op de oude Rijtshof.
De pachtcedule is vrijwel identiek aan die uit 1729. De halfer had tot taak het goed naar behoren te beakkeren. Voor het zaaigoed kreeg hij van het klooster drie malder koren en een malder boekweit. De opbrengst van zowel de akkers als van de beesten werd altijd half om half gedeeld.
Dat ging dan als volgt. Nadat het graan in de zomer was gemaaid en in twee hopen op het veld was bijeengebracht, had de prior hieruit de keus. Bij de dieren gebeurde dit tijdens de jaarlijkse vhetocht.
De moeshof en het zgn. kempke waren voor eigen gebruik van de pachter en zijn gezin. Alle vruchten en mouren, kapoenen enz. moesten binnen Roermond verkocht worden.
Voor het vele werk werden 's zomers seizoenarbeiders aangetrokken voor het binnenhalen en het dorsen van het koren. Hun loon kwam voor rekening van het klooster, terwijl de pachter hen genoegzaam te eten en te drinken zou geven. Het klooster zou ook de scheerders in het voorjaar betalen en zorgde dan tevens voor het nodige bier en wittebrood. Het eigen dienstpersoneel kwam voor rekening van de pachter zelf.
Op de boerderij werden natuurlijk ook koyen, rinderen, kalveren, schaepen en peerden gehouden. Er zou plaats zijn voor 60 schapen. De halfman had voor de paarden de beschikking over enig grasland op de grind achter Maasbracht. Ook mocht hij voor eigen gebruik een sprinckverre houden met 2 of 3 biggen. Hij moest er evenwel voor waken, dat het vee geen schade aan het houtgewas zou toebrengen. Hij diende het bomen bestand te onderhouden door het aanplanten van jonge eiken, terwijl er alleen gekapt mocht worden met toestemming van de prior.


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan RuitenĀ©

pag.190  

Eerste  Vorige  185 186 187 188 189 190 191 192 193 194   Volgende  Laatste