Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.125  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

LAPLENDER

"Aen Dirck van Uffelt voor reparatie en restauratie vant schip ende choor der kercke: 300 gl."
Hij zat bovenop het dak van de Wuthenhof en kon vandaar goed zien wat er zich beneden hem afspeelde op de stoep van de pastorie. Zo vertelde Peter den pleysteraer in januari 1683. Terwijl hij de schoorsteen nieuw metselde, kon hij toekijken hoe de koster werd afgetuigd door de meid van mijnheer pastoor. Gertruydt sloeg er duchtig op los en sleepte de arme man bij de haren tot op de straat. De 38-jarige Peter Schreurs was metselaar van beroep. Elders werd hij den muyrder van Aessenraey genoemd.
In de stukken uit die tijd, en daarna ook nog, komen we zelden het beroep van de naburen tegen. Zowat iedereen werd akkerman genoemd. Zelfs de pastoor had land in pacht, maar liet het door zijn knecht bewerken. Gegevens over andere beroepen zijn spaarzaam en lijden in de dorpsarchieven een verborgen bestaan. Over het beroep van de handwerkslieden is derhalve weinig te noteren. Daarmee vergeleken stond de deur van de herbergen wijd open. Af en toe hoorden we ook de hamer in de smidse op het aambeeld slaan, maar de kleermaker deed zijn werk in stilte. Nooit heeft iemand geklaagd over de mulder en zijn meel, en zelfs de schoenmaker bleef bij zijn leest. Het handboek van de rademaker bleef eveneens gesloten.
Vooral in de 17e eeuw werd ook de laplender meerdere keren genoemd. Nu betekent het woord laplander: schelm, bedrieger. Maar dat zal de pastoor wel niet bedoeld hebben, toen hij Hendrick Demen, alias laplender, in 1669 als doopgetuige vermeldde. En zestien jaar later: Hendrick Hendricks, de zoon van laplenders. In 1690 trouwde deze Hendrick Daemen met Sophia Rutten. Drie jaar later hertrouwde de weduwe met Areth Hansen.

Sophia stierf in januari 1700 in het huis van laplenders. In 1716 schreef Areth Hansen, den laplender, een rekening uit voor geerden en latten. Was zijn werk dan het oplappen van vakwerkhuizen? In het bunderboek van 1723 stond nog een akker te Asenray op naam van Neulken Laplenders, (klein)dochter van Hendrick Laplenders.
Anno 1707 eiste het gericht, dat Albert Salden de schuur -die hij namens zijn kinderen geërfd had van wijlen Maes Crompvoets- binnen twee of drie dagen zou verplaatsen. Over de lengte van anderhalf gebint moest hij de schuur afbreken. Met de hulp van twee timmerlieden, Evert Hoets en Peter Nelissen, plaatste hij een nieuwe borst van 32 voet. Het dak zal hij zelf wel gemaakt hebben. Geret van Kessel betaalde aan Albert in 1700 het dekkersloon met tien kannen bier. Ook bij het huis van de familie Schrijvers had Albert, decker tot Niel, gewerkt. Maar voor het leiendak haalde men toch de leidekker uit de stad. Merten Wolters, meestersmid uit de stad, zorgde bij de verbouwing voor het ijzerwerk.
Ook de gemeente liet het nodige werk verrichten door de handwerkslieden uit het dorp, maar het betere vakwerk liet men toch door iemand uit de stad uitvoeren. Jan Arets, de dorpssmid, mocht in 1722 weliswaar meewerken aan het horlogie aan de kerktoren, het uurwerk zelf werd geplaatst door de horlogiemaker Philip Simon Dachout. Frans Palms, in het dagelijks leven herbergier aan de Broekhin, maakte hiervoor o.a. de houten stellingen. Het was dan weer de Franse timmerman Jean Renoir, die een deel van de ribben (100 voet) in het schip verving voor maar liefst 250 pattacons. Dat moet dus een waar meesterwerk geweest zijn. Het loon voor Frans Palms bedroeg slechts een gulden per dag. Vijftien jaar later werkte zijn zoon Mathijs opnieuw aan de kerktoren.


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.125  

Eerste  Vorige  120 121 122 123 124 125 126 127 128 129   Volgende  Laatste