De bevrijding 

inhoud:

Inleiding

terug

Sinds de Duitsers hun grote nederlaag in Normandië had geleden, bevonden de Duitse troepen zich in een hachelijke positie. Goede verdedigingslinies ontbraken in België en Noord Frankrijk. De Duitse troepen waren meer op de vlucht dan dat ze met serieuze verdediging bezig waren. Naarmate de troepen van de geallieerden de Duitse grens naderden, veranderde de situatie. De Duitse legers werden versterkt om de Westwall beter te kunnen verdedigen. Om dit klaar te krijgen had Hitler meer tijd nodig. Verder moest hard gewerkt worden aan de verlenging van de Westwall, langs de Maas van Roermond naar Nijmegen en via de IJssel naar het IJsselmeer. Er werd een nieuw parachutistenleger opgericht onder leiding van generaal Knut Student. De ruggengraat van dit leger werd gevormd door 30.000 Fallschirmjäger van de Duitse luftwaffe. Dit leger werd hoofdzakelijk op het Belgisch- en Nederlandslimburgse grondgebied ingezet. De teruggetrokken Duitse soldaten die zich aan de Duitse grens hadden verzameld, werden door generaal Chill gehergroepeerd en 5 dagen na “dolle dinsdag” (9 sept. 1943) via Roermond naar België gestuurd. Dit groot en onervaren leger, maar uiterst fanatiek, kwam in België langs het Maas-Scheldekanaal in gevecht met de geallieerden. Er werd hier een nieuwe frontlijn geformeerd. Van paniek was op dit moment geen sprake meer en de Duitsers hadden hierdoor de tijd gewonnen om hun Westwall te versterken. De opmars van de geallieerden was gestopt. Ook de hoop van vele Limburgers die dachten dat ze snel bevrijd zouden worden, viel hiermee in duigen. De Duitse legerleiding kende door dit feit, aan het gebied tussen de Maas en de Rijn de allerhoogste graad van verdediging toe. Zij waren van mening, dat de geallieerden via Limburg het Roergebied wilden bereiken om de daar gevestigde oorlogsindustrie te vernietigen. De bevrijding van Limburg zou een bijzonder natte, koude en lange winter in beslag nemen.

De bevrijding verliep in een aantal fasen:

  1.  Stormloop op Aken
  2. De twee volgende hingen samen met het opruimen van de 2 bruggen hoofden van het Duitse leger die een gevaarlijke bedreiging vormden voor het geallieerdenleger
    • Het eerste bruggenhoofd was gevestigd op de oostelijke maasoever
    • Het tweede bruggenhoofd was gevestigd ten zuidwesten van de Roer
  3.  De laatste fase omvatte de bevrijding van de oostelijke maasoever
    Middels omtrekkende bewegingen via Duitsland zouden Brits- Canadese legereenheden vanuit het noorden en Amerikaanse eenheden vanuit het zuiden, noord en midden Limburg bevrijden.

Op 1 Maart was de gehele provincie bevrijd

De dreiging van een gewapend conflict

terug

 Begint september (3 en 4 september) zagen veel Limburgers, Duitse soldaten terugtrekken richting Duitsland. Één dag later trokken vele NSB'ers zich eveneens terug naar veiliger oorden. Hierdoor groeide het optimisme onder onze bevolking van het naderende einde van de oorlog.
Dit was echter het begin van een zware tijd voor de bevolking. De Duitsers hergroepeerden zich, richten een nieuwe legerdivisie op en keerden terug. Er moesten de nodige verdedigingswerken gebouwd worden, deze bestonden uit hoofdzakelijk loopgraven en tankgrachten. De bevolking werd half september opgeroepen voor een Arbeitseinsazt. Mannen tussen de 15 en 60 jaar oud moesten zich melden voor graafwerkzaamheden (organisation TODT). Aan deze oproep gaven maar weinigen gehoor. Het gevolg hiervan was dat het plaatselijk bestuur vaak werd vervangen door meer “deugdelijkere” bestuurders. De troepen Kurt Student's 1st Fallschirmjäger op de weg Mook-Malden

Hun taak was het uitvoeren van het bevel “Die erfassung der zivilen Arbeitskräfte”. Dit hield in, dat desnoods met geweld de plaatselijke bevolking geronseld moest worden voor het aanlegen van verdedigingswerken. Omdat de plaatselijke bevolking deze werkzaamheden niet alleen aankon, werden uit de Oekraïne en Polen 7000 krijgsgevangenen per trein aangevoerd, die bij het graven moesten helpen. Ook werden uit Italië, Tsjechië en jeugdige Duitse Hilfswilligen ingezet bij deze werkzaamheden. De plaatselijke bevolking werd zwaar aangepakt. Het gevolg was dat vele mannen een vrijstelling regelden of onderdoken. Nadat de geallieerden een diepe bres in het front te Noord-Brabant hadden geslagen, werd het menens. Er werden razzia's georganiseerd om de ondergedoken mannen aan het werk te krijgen. De razzia's hadden niet het gewenste resultaat, hierdoor werd de situatie nog grimmiger. De voedselsituatie werd steeds nijpender. De Duitsers probeerden dit probleem op te lossen, door het gebied te plunderen en de hele voedselvoorraad in kaart te brengen. Vanaf oktober nam de druk van het naderende front toe. De Maasbruggen bij Roermond werden het doelwit van bombardementen. Tussen 14 november en 3 december bereikten de Britse soldaten de westoever van de Maas. Aanhoudende artillerie beschietingen zorgde ervoor dat de bevolking moest onderduiken. Het leven werd voort gezet in muffe, overvolle, vochtige kelders.
De Duitsers voerden op hun beurt weer troepenversterkingen aan op de oostelijke Maasoever. De mannelijke burgers waren hun leven niet meer zeker door steeds intensievere razzia's. De plunderingen namen toe. Door het aanbreken van de winter en het nijpende voedsel tekort, en het steeds geringer wordende contact met de buitenwereld, was iedereen op zichzelf of zijn directe omgeving aangewezen.
Eind november kwam er een Duits parachutistenleger in Roermond aan, om zich te herstellen van de zware gevechten in de Peel en de verdediging van de stad, op zich te nemen. Deze uiterst fanatieke soldaten namen hun taak zeer serieus. In hun visie waren alle mannen een gevaar omdat zij hen ervan verdachten met de geallieerden onder een hoedje te spelen. Majoor Ulrich Matthaeas zag dan ook het liefst dat alle mannen uit het frontgebied verwijderd werden. Tot drie keer toe trachtte hij tevergeefs dit te bereiken. De mannelijke bevolking waagde zich bij daglicht niet meer te vertonen. De majoor dreigde alle mannen die niet kwamen opdagen bij een oproep, ter deportatie als partizanen te beschouwen en dat er met scherp op hen zou worden geschoten. Ook dit dreigement haalde weinig uit. Op tweede kerstdag werden, na een tip, 14 mannen in Roermond opgepakt en onder beschuldiging van illegale activiteiten geëxecuteerd net over de grens bij Maasniel in de Elmpterwald. Bij de volgende oproep melden zich 2800 mannen, die via het dwangarbeiderskamp Am Giebel te Wuppertal-Varresbeck veelal te Wuppertal te werk werden gesteld.
 

Evacuatie

terug

Sedert november hadden de geallieerden het Limburgse land, aan drie zijden omsingeld. De bedreigde gebieden in Duitsland waren reeds gedeeltelijk geëvacueerd. Het was voor de Duitse bezetters een reden om het gebied tussen Roermond en Gennep te evacueren. De Duitsers motiveerden hun standpunt dit te doen vanwege humanitaire redenen, er zouden waarschijnlijk vele burgerslachtoffers vallen als het tot een gewapend treffen kwam. Ook gebruikten ze de slechte voedselsituatie als argument, ook al was deze door hen zelf gecreëerd. Er waren echter ook tegenstanders aan de Duitse zijde, zij gaven als motivatie dat de geallieerden minder hard zouden bombarderen wanneer er nog veel burgers in het gebied aanwezig waren. Verder voerden zij argumenten aan, zoals de mogelijkheid van verspreiding van ziekten en epidemieën in hun eigen achterland. Deze konden door evacuatie plaatsvinden. Diverse malen werden de plannen uitgesteld of afgewezen. In de loop van november werd het gebied tot oorlogsgebied verklaard. De plaatselijke besturen kwamen in handen van het Duitse leger en de politietaken werden overgenomen door de SS. Op 25 november '44 nam de hooggeplaatste NSDAP functionaris de beslissing om het gehele gebied te evacueren. De bewoners toonden niet de geringste bereidwilligheid om hieraan mee te werken. Mede daardoor besloten de Duitsers dat de Limburgers elders in Nederland moesten worden ondergebracht.
Door het tijdelijk succes van de Duitsers in de slag om de Ardennen waren ze van korte duur van mening dat bij een eventuele doorbraak, evacuatie overbodig was. Korte tijd later (begin januari) waren de meningen echter alweer helemaal omgedraaid. Vroeg of later zou aan een evacuatie toch niet te ontkomen zijn. De gevechtscommandant van Roermond, Mattheas, verwachte gevechten identiek aan die van Stalingrad mogelijk.
Het verweer van de burgers o.l.v. de kerk (bisdom Roermond), advocaat Peters uit Roermond en het rode kruis om een evacuatie te voorkomen, mochten niet baten. Een voorstel om de betreffende burgers naar bevrijd gebied te evacueren werd van de hand gewezen.
Einde oktober waren de Roermondenaren die het dichtst bij de Maas woonden, al naar veiligere stadsdelen geëvacueerd. Op 13 januari ontbrande het Brits offensief. Dit had tot gevolg dat het gebied ten zuiden van Roermond vervroegd werd ontruimt. Diegenen die naar Roermond waren gevlucht overkwam enige dagen later hetzelfde. 21 januari moest ook deze stad worden ontruimd. Op 19 januari werd overal in de stad het ontruimingsbevel aangeplakt. De bevolking zou weldra in Groningen of Friesland worden onder gebracht. Iedereen werd verzocht om te voet naar het station in Brüggen net over de grens bij Swalmen te lopen. Hier kon op het vertrek van de trein, in een doorgangskamp worden afgewacht. Ernstig zieken konden in het ziekenhuis of extra lazarettreinen de evacuatie afwachten. Men kreeg het advies om de belangrijkste papieren en een mondvoorraad voor enkele dagen mee te nemen. Waarbij het gewicht van de bagage, niet meer als 30 kg per persoon mocht bedragen. Een bekendmaking bevatte uitdrukkelijk de order, dat na de evacuatie niemand meer in de stad mocht verblijven. Tenslotte werd als een soort geruststelling bekent gemaakt, dat alle mannen ongemoeid zouden worden gelaten en met hun gezinnen het Duitse gebied zonder problemen zouden kunnen passeren. Op 21 januari begon de evacuatie, en na een aarzelend begin werd straat na straat door de grüne polizei uitgekamd en op transport gezet richting Brüggen. Aanvankelijk kozen de Duitsers ervoor om de route via Maasniel, Elmpt, Brüggen te nemen Deze lag echter regelmatig onder geallieerd vuur, waardoor meerdere granaten temidden van de lange vluchtelingenstroom terechtkwam. Dit had meerdere doden en gewonden tot gevolg. Later werd voor de route via Swalmen gekozen. Op 6 februari vielen er weer enkele doden door Brits artillerievuur na 3 weken telde Roermond nog maar 4000 inwoners. Diegene die naar Asenray waren gevlucht overkwam op 31 januari hetzelfde. Maasniel en Leeuwen kregen ook op 21 januari het bevel om te evacueren maar door de onoverzichtelijke situatie werd dat echter op 30 januari uitgevoerd. Het overvolle Brüggen kon de vluchtelingenstroom niet langer meer aan. Hierdoor werden de meeste werden doorgestuurd naar het 8 km verderop gelegen Waldniel. In de eerste week van februari was de gehele evacuatie voltooid.

Doorgangskamp Brüggen

terug

Het doorgangskamp Brüggen was gevestigd in de voormalige gresbuizen fabriek Hendricks und Söhne. Het was voorheen in gebruik geweest als verblijf voor Russische krijgsgevangenen, die in de omgeving dwangarbeid moesten verrichten. Door de onregelmatige afvoer van vluchtelingen per trein raakte, het al snel overvol. De omstandigheden waren al slecht en verslechterden met de aanwas van nog meer vluchtelingen. De onhygiënische toestanden veroorzaakten op grote schaal dysenterie. Al snel moest worden uitgeweken naar een dakpannenfabriek in de omgeving. Ook werd een plaatselijke school, leegstaande particuliere huizen en onverwarmde kerken gebruikt voor de opvang. Op 1 februari moesten de vluchtelingen doorlopen naar het 8 km noordelijk gelegen Waldniel. Zij troffen het beter, daar hier nog niet zoveel vluchtelingen waren ondergebracht. De leiding in de kampen kwam in handen van vicaris generaal Féron van het bisdom Roermond die hier goed werk verrichte, in zoverre de omstandigheden dat toelieten. Het voedsel in het kamp werd vanuit een gaarkeuken te Venlo aangevoerd, het was wat waterige pap en soms wat soep. Sedert begin februari werd vanuit Maasniel warm eten aangevoerd, dit had echter de onhebberigheid naar enkele uren te verzuren. Uit de omliggende dorpen werd het brood en soms wat vlees geleverd. Ook uit het Russische kamp werd soms wat voedsel betrokken. Tussen 24 januari en 23 februari evacueerden ongeveer 30.000 mensen via Brüggen en Waldniel in tenminste 14 treinen naar Noord-Nederland.

 

De reis

terug

Diverse treinen werden onderweg door de geallieerden beschoten, hierbij vielen vele doden en gewonden. Ook raakten mensen zoek tijdens de vele pauzes die onderweg werden gehouden. Dit kon gebeuren doordat de treinen vaak plotseling weer vertrokken terwijl de mensen nog buiten een luchtje stonden te scheppen. De omstandigheden waren ver beneden peil in de personen- en veewagens, waarmee de vluchtelingen werden vervoerd. Er werden wel 55 tot 95 personen in één voertuig geplaatst. De broodnodige hygiëne en voedselvoorziening waren zeer slecht, hierdoor overleden veel zuigelingen en oude van dagen. Pas na aankomst kwamen zij toe aan de verwerking van het leed, de angst en alles wat hen zo vlak voor de bevrijding was overkomen.

Het verblijf in Noord-Nederland

terug

Bij hun aankomst werden de vluchtelingen, na een kort verblijf, verdeeld over de kwartieradressen. De wegen scheiden zich. Vanaf nu zouden de ervaringen van iedereen anders worden. Sommige troffen het goed, andere hadden pech. Het ene gezin werd op een vriendschappelijke manier ontvangen, terwijl andere werden ontvangen in een sfeer van terughoudendheid. Men moet hierbij niet vergeten dat hierbij grote verschillen in taal, cultuur en geloof bestonden. Ook werden de oorlogshandelingen heel anders beleefd, daarbij denkende aan alles wat de vluchtelingen achter hadden moeten laten. De verwerking van veelal verbroken familiebanden speelde hierbij een grote rol.
In de meeste gevallen was het ijs, soms na enige aarzeling, snel gebroken. Maar ook bleven vóóroordelen voortduren en bleef men elkaar achterdochtig bekijken. Tot de bevrijding was het gezamenlijke gevoel, snel bevrijd te worden, en het gevoel samen Nederlander te zijn, een band die de kleine ongemakken en mengingsverschillen naar de achtergrond drukten. Het grootste probleem was echter het ontwrichte gezinsverband. Zoals gezegd waren zijn vele gezinnen uit elkaar gerukt. Hierin zorgde de kerk voor goede zaken. Het bisdom Roermond was meegereisd en had in Leeuwarden een registratiebureau opgericht. Van hieruit werden vele vragen en problemen van de evacués opgelost. De vluchtelingen bleven van januari / februari, tot mei / juni op hun kwartieradres. Na de bevrijding van Limburg op 9 maart, werd de drang om huiswaarts te keren steeds groter. Omdat Limburg zwaar geteisterd was door het oorlogsgeweld, was dit niet onmiddellijk mogelijk. Vooral oudere Limburgers klaagden nu over heimwee. Het werd nog moeilijker toen half juni ook Noord-Nederland werd bevrijd. Aan de lotsverbondenheid kwam een eind. En de informatie over de toestand in Limburg nam toe. Dit had tot gevolg dat meer en meer burgers zich ongerust maakten over de situatie thuis. Het verlangen huiswaarts te keren groeide met de dag. Ook de verhouding met de kwartiergevers kwam hierdoor onder druk te staan

 

De terug reis

terug

Een enkeling was het wachten moe en keerde te voet of op de fiets huiswaarts. Het wachten duurde nog 1 ½ maand. Het westen was nog niet bevrijd en leed op grote schaal honger. In Duitsland was de oorlog nog in volle gang. Dit was de reden dat de vluchtelingen niet meteen huiswaarts konden keren, ze zouden het militaire verkeer ernstig hinderen. Midden mei werd er een repatriëringcomité opgericht. Deze had zich als taak gesteld, de terugkeer van de vluchtelingen zoveel mogelijk in goede banen te leiden. Er werd besloten om eerst ambachtslieden, vaklui en landbouwers terug te laten keren. Deze waren het hardst nodig voor de wederopbouw van het zwaar geteisterde gebied. In werkelijkheid keerden de burgers met de best gevulde portemonnee huiswaarts, veelal tegen hoge woekerprijzen, buiten het georganiseerd vervoer om. Het comité regelde vrachtwagens, en weldra kwam het vervoer op gang. En probleem hierbij was echter de benodigde brandstof, deze was schaars. Ook met de kwaliteit van de vrachtauto's was het niet best gesteld. De eerste transporten gingen dan ook met vele hindernissen gepaard, een retourreis duurde dan ook wel 7 uur tot 2 dagen. Er werd veelal in konvooi gereden. In een open vrachtauto zaten tot wel 40 personen. Uiteindelijk reden er 2x per week konvooien vrachtauto's, tussen Limburg en de noordelijke provincies op en neer. Ongeveer 20% van alle vluchtelingen waren op eigen gelegenheid huiswaarts gekeerd, veelal te voet of per fiets. Binnen een tijdsbestek van twee maanden was de repatriëring zo goed als voltooid. Medio augustus 1945 was iedereen weer thuis. Eenmaal thuis moest met beperkte middelen de ergste schade weer hersteld worden om de naderende winter weer door te komen. Het landbouw gebied lag bezaait met mijnen en het moest weer opnieuw in cultuur worden gebracht

bron: 
Tussen twee vuren 
A.P.M  Cammaert
Maaslandse Monografieën, van Gorcum Assen 1983

foto's

terug

Amerikaanse militairen van de 15de cavalerie groep van het 9de Amerikaanse leger houden pauze op de Wilhelminalaan
foto's vermoedelijk door dhr. Sommers gemaakt begin Maart 1945

Majoor  Ulrich MATTHAEAS gestorven te Bad Bevensen (Niedersachsen), on 21 June 1994. Hij was 83 Jaar oud.