'44 | '45 | |||||||||||||||
aug |
juni |
Deze herinneringen zijn door mij in Januari
1945 in de schuilkelder bij van Soest geschreven en na de bevrijding steeds weer
aangevuld.
Ik heb getracht alles zoo getrouw mogelijk te vermelden.
Gedeeltelijk is me dat maar gelukt. De angst die ons echter behelsd heeft is
niet te beschrijven. Degene die dat niet heeft meegemaakt kan zich dat niet
indenken. Telkens bij het lezen komt dat alles ons weer helder voor de geest en
dan begrijpen we nog steeds niet hoe wij er zoo bijzonder goed zijn
afgekomen.
God heeft ons wonderlijk gespaard.
Hem zij daarvoor ons
leven lang den dank!
Aan het begin van 1995 heeft
mijn vader ter gelegenheid van 50 jaar bevrijding besloten zijn schrift met
oorlogsherinneringen ook aan ons als kinderen en kleinkinderen te laten
lezen.
Omdat wij het de moeite waard vonden en omdat het schrift als het door
vele handen zou gaan er niet mooier op zou worden hebben wij voorgesteld het
over te nemen in "gedrukte" vorm zodat het vermenigvuldigd kon worden.
Zoveel mogelijk is getracht het origineel, inclusief spelling, te volgen.
Alleen daar waar afkortingen zijn gebruikt die voor een buitenstaander niet te
begrijpen waren zijn de woorden voluit geschreven.
Na het lezen van de
"gedrukte" vorm heeft mijn vader aan het eind nog twee zinnen toegevoegd die het
begrijpelijke harde oordeel in de jaren "40 filteren in het licht van
1995.
Met plezier en groeiend respect voor mijn ouders is er door Saskia,
Herma en mij gewerkt aan de uitwerking van dit historisch
familiedocument.
Zomer 1995
Dirk Jan de Haan
We zijn in Maasniel komen wonen 16 maart 1940.
Dat we toen nog enkele weken van de oorlog verwijderd waren, daaraan dachten we
niet.
Echter in April nam de spanning steeds toe. We kregen toen al een extra
maand salaris vooruit betaald en ook nadere instructies omtrent het inleveren
van onze pistolen.
Zoo naderden we de 10e Mei. We gingen als gewoonlijk donderdagavond omstreeks
tien uur naar bed. Even na twaalf uur werden we opgeschrikt door hevige knallen.
We dachten eerst dat het onweer was, doch daar het aanhield drong het tot ons
door dat het ontploffingen waren.
Omstreeks half vier ben ik opgestaan
en naar Roermond gereden. Ondertusschen vlogen er verbazend veel vliegtuigen
over in westelijke richting. Allemaal Duitsche toestellen.
Toen ik bij
de Maasbrug aankwam lag deze reeds in tweeën. Deze was door onze jongens
opgeblazen.
Bij het Postkantoor kwam ik de eerste Duitsche troepen tegen.
Deze kwamen aanrijden op motorrijwielen met zijspan en bestormden onmiddelijk
het Postkantoor.
Ik fietste toen vlug naar huis en kwam onderweg steeds meer
Duitsche troepen tegen. Ook waren er toen verbazend veel Duitsche vliegtuigen in
de lucht.
Het was duidelijk: "Duitschland was Nederland zonder voorafgaande
oorlogsverklaring binnengerukt." Voor ons begon toen een tijdperk dat veel
langer zou duren en veel meer ellende mee zou brengen, dan we toen konden
denken.
Wij hadden dan ook niet het geringste besef wat wij nog zouden moeten
meemaken vóórdat we de moffen weer kwijt zouden zijn.
Toen
ik omstreeks 5 uur weer thuis kwam waren de meeste menschen reeds opgestaan. Het
werd steeds drukker van voorbijtrekkende troepen.
Omstreeks 8.00 uur
heb ik mijn pistool bij den Burgemeester ingeleverd. Ik heb daar later veel
spijt van gehad.
Gevochten is er in Maasniel niet en ook in Roermond niet.
Wel is langs de Maas een paar uren gevochten, doch om 10 uur waren de Duitsche
troepen op verschillende plaatsen reeds over de
Maas.
De Zondag daarop (Pinksteren) hebben we
met z'n allen hier uit de straat, in de tuin van nummer 6 een schuilkelder
gemaakt. De volgende dag moesten we die kelder op last van aannemer van Duin
weer dicht gooien.
Pinkstermaandag moest ik mij 's middags op last van
inspecteur Versteegden melden op het politiebureau te Roermond. Daar werden wij
als rijksambtenaren tijdelijk ingedeeld bij de hulppolitie.
Doordat de
mogelijkheid bestond dat Nel elk ogenblik naar het Protestantse Ziekenhuis zou
moeten, heb ik zoodanig geen dienst behoeven te doen.
Dinsdagavond 14 Mei omstreeks 8.00 uur heb ik Nel in een auto naar 't
Ziekenhuisje gebracht. De andere morgen te 10.10 uur is Rinie aldaar, onder het
geronk van laag overvliegende vliegtuigen geboren.
De eerste dagen was
ik toen vrij van alle diensten. Later ben ik met andere collega's ingedeeld bij
de Roermondsche brandweer. We moesten dienst doen van 9.00 's avonds tot 's
morgens 5 uur, en konden hele nachten slapen.
Het was al die dagen schiterend
mooi weer. Hoewel er veel vliegtuigen overkwamen, was het hier tamelijk rustig.
Het waren allemaal Duitsche toestellen. Andere zagen we niet. We konden dan ook
rustig slapen en van de Duitsche soldaten hadden we geen
last.
Vanaf Zondag 1 juni '40 tot 17 November '40 ben
ik met Engelbarts gedetacheerd geweest naar de post in Wessem. De diensten waren
zwaar, vooral de eerste weken. We moesten 2 keer 4 uur dienst doen plus 4 keer 1
uur fietsen. Ik had toen zoodanige diensten dat of Nel of ik te bed lag doch in
vier weken niet samen. Diensten 4-8 (3-9) en dan weer 4-8 (3-9) of wel andere
uren doch tweemaal per dag dezelfde uren.
De eerste Zondag in Juli '40 is
Rinie gedoopt. We hadden de voorgaande nacht dienst gehad van 10-6 (9-7). Het
heeft dien nacht verbazend veel geregend. Dóór en dóórnat kwamen we dien
Zondagmorgen thuis. Het heeft ook doen gandsche dag geregend.
Ik ben toen
zonder slapen naar de kerk geweest en 's avonds weer van 9-7 op dienst. Dat
waren ook de zwaarste diensten die ik ooit gehad heb.
In dien tijd
vochten de Duitschers in Frankrijk, en velen hadden toen hoop dat de Duitschers
daar terug zouden worden geslagen. IJdele hoop!
Voor Nel is het geen prettige
zomer geweest. Ik was niet veel thuis en had slechts om de 8 weken een vrije
zondag.
Van 17 November '40 tot 30 Januari '42
ben ik gedetacheerd geweest naar de post Maalbroek en wel vanaf 1 Maart - 1
Augustus als waarnemend grensontvanger.
Ik had toen mijn salaris + 20
toelage + vergoeding kantoor. Daar het op kantoor niet druk was had ik
ruimschoots de tijd tot studeeren. Ik heb daar dan ook veel gebruik van gemaakt,
en slaagde dan ook in September te Den Haag voor assistent.
In dien tijd werd
er geweldig veel door de Duitschers (mil. en burgers) uitgevoerd. We mochten
daar echter niet naar kijken. Één keer ben ik door en Duitsche officier
uitgekafferd op een verschrikkelijke manier.
In het
najaar van 1941 heb ik een hevige ruzie met Engelbarts gehad. In December
moesten we toen één voor één bij Inspecteur Harmes komen. Hoewel die met zware
straffen dreigde, is alles in de doofpot gedaan. De sectiechef v. Helvoort heeft
daarbij een vuile gemeene rol gespeeld.
De 28e Januari '42 werd mij door den Inspecteur Harmes
medegedeeld dat ik vanaf 1 Februari was gedetacheerd bij de Opsporingsdienst van
de Prijsbeheersching, District Den Bosch. Ik moest mij toen de volgende dag te
Den Bosch ten paleize van Justitie melden.
Ik trof daar nog 4 collega's aan.
Er werd ons daar het één en ander over de nieuwe dienst medegedeeld, en tevens
dat we eerst een 14-daagsche cursus te Apeldoorn moesten
volgen.
De andere morgen (Zaterdag) ben ik met Nel en
Rinie per eerste gelegenheid naar Apeldoorn gereisd. Het was toen bar winter en
er lag verbazend veel sneeuw. Jan Vaessen heeft ons dien morgen te half zeven
met paard en wagen naar het station gebracht. Hoewel we erg met Rinie te doen
hadden heeft ze niets van de reis geleden.
'k Heb daar een
gezellige 14 dagen te Apeldoorn doorgebracht. Tot half Augustus beviel de dienst
bij de Prijsbeheersing me heel best. Omstreeks 13 Augustus kreeg ik een oproep
van het arbeidsbureau me daar te komen melden. Tot mijn verbazing hoorde ik daar
dat ik bij de Prijsbeheersching was ontslagen en naar Duitschland moest te
werken.
Met zeer veel moeite en hulp van Inspecteur Jhr. Serraris en
Inspecteur Harmes die naar Maastricht was verplaatst, is alles gelukkig ongedaan
gemaakt hoewel de stukken om naar Eschen te vertrekken reeds klaar lagen. De
aardigheid om bij de Prijsbeheersing te dienen was er toen danig
af.
Van Kerstmis tot en met Nieuwjaar hebben we
weer te Apeldoorn gelogeerd. Toen we terug kwamen lag er een brief van het Hoofd
van de Opsporingsdienst in de gang dat ik met ingang van 1 januari 1943 bij die
dienst was ontslagen.
Daar ik om ontslag had gevraagd kwam dat niet geheel
onverwacht, en ik was er dan ook blij om. Echter ik heb bij de Prijsbeheersing
goede diensten gehad, veel gereisd en veel geleerd en ook veel kunnen
koopen.
Vanaf 3 Januari
'43 tot half maart '43 heb ik weer dienst gedaan te Roermond. Veelal deed ik
toen dienst met de Friesche collega van de huis.
Die straat- en velddienst
begon me echter danig te verveelen en toen de assistent van Minnen te Maalbroek
overplaatsing vroeg heb ik terstond moeite gedaan om naar Maalbroek verplaatst
te worden, om zoodoende in de Directe Belasting te kunnen komen. Die
verplaatsing gelukte al spoedig zoodat ik van de velddienst af was. Ik had van
toen af mooie diensten, uitsluitend D.B.
Ondertuschen woedde de oorlog maar
voort. Al maanden lang werd er elke dag over de invasie gesproken en van
allerlei gissingen werden gemaakt.
Toen Mei '43 alle
militairen van de voormalige Nederlandsche Weermacht zich voor
krijgsgevangenschap moesten melden ging bijna heel Nederland in staking met
uitzondering van de spoorwegen. Ook wij hebben toen een paar weken niets
gedaan.
Die zomer hadden we veel nachtelijke luchtaanvallen op Duitschland.
Die aanvallen waren soms heel erg. Bijna elke nacht stonden we voor op straat te
kijken. Ook Rinie brachten we dan meestal naar beneden. Er werden die nachten
veel Engelsche toestellen door Duitsche nachtjagers
afgeschoten.
Eens op een Zaterdag-Zondagnacht werden
er in een kwartier tijd 5 brandend naar beneden geschoten. Één toestel kwam
brandend over ons heen. Allen vluchtten de kelders in. Ik ben staan gebleven
doch was beslist heel even bang dat het brandend toestel op ons huis terecht zou
komen.
In April, op een Zondagavond bij zeer slecht
weer vlogen er ook weer heel veel vliegtuigen over. Deze vlogen toen heel laag.
Plotseling hoorden we bommen vallen. Wij vluchtten toen voor het eerst met Rinie
de kelder in, alles schudde. er vielen toen honderden brandbommen om Maasniel
heen. Alles was verlicht. We dachten niet anders of nu gaat Maasniel er aan.Zeer
vele bange nachten hebben we in de zomer van 1943
meegemaakt!
In dien tijd moesten ook de radiotoestellen
ingeleverd worden, zoodat we maar heel weinig gelegenheid meer hadden om naar de
Engelsche zender te luisteren.
Zoo eindigde
1943. we hadden zoo vurig op een invasie gehoopt, ja zelfs op de bevrijding, en
van dat alles was niets gekomen.
Het jaar 1944 begon met zeer zware luchtaanvallen op Duitschland. Honderden
toestellen vlogen in de nachten van januari '44 over ons heen. Elke dag sprak
men over de invasie en ook de kranten waren er vol van. In dien tijd bestudeerde
ook ik meermalen de atlas en vroeg me af hoe en waar de invasie zou
komen.
De zesde Juni
omstreeks 10 uur, toen ik van Maalbroek kwam en van Rooyen onderweg
ontmoette, vertelde hij dat de Geallieerde legers in frankrijk waren geland. Ik
geloofde dit eerst niet, doch toen ik bij Oosterbaan aan liep hoorde ik daar
onze Minister President Dr. Gerbrandy voor de radio spreken. Hij deelde één en
ander mee over de invasie.
Al heel spoedig wist iedereen het. De
menschen waren dol van vreugde. Sommige vrouwen gingen al voor een week tegelijk
brood halen. Ik heb die vrouwen en bakkers een duchtig standje
gegeven.
De invasievreugde bleef de eerste dagen. Hier en
daar werd nog naar de Engelsche zender geluisterd zoodat we met alles goed op de
hoogte bleven.
Toen het een paar weken daarna niet al te vlot meer ging in
Frankrijk begon hier en daar de moed te zakken.
Vanaf
eind 1943 ben ik voor Maasniel alleen verspreider geweest voor het blaadje "Je
Maintiendrai." Per maand bezorgde ik dan ongeveer 50 blaadjes. Ook heb ik in den
zomer van '44 voor ongeveer fl 1000.- boeken, enz. verkocht ten behoeve
van het Marine-fonds.
In dien tijd leerde ik ook de Adj.
Wagenaar kennen. Deze en Sergeant Majoor Sieba, vroegen mij een lijst te maken
van alle rijksduitschers en N.S.B-ers die te Maasniel woonden. Ik werd tevens
door hun aangesteld als Commandant van de ophaaldienst. Daartoe had ik mij een
twintig uitgelezen mannen bij één gezocht.
Met die twee Ond.off. heb ik veel
samen gewerkt, en we hadden dan ook alles klaar. Echter, er waren te Maasniel
enkele illegale werkers die daar geen genoegen mee namen en meenden het beter te
kunnen. Door hun werden diverse vergaderingen belegd, en het gelukte hun de
vorengenoemde twee Ond.off. van de plank te wippen. Toen dat bekend werd, en ook
de hoogste Commissaris dat niet ongedaan wilde maken, hebben wij het bijltje er
bij neergelegd.
Wij hadden in dien tijd een Opper
Wachtmeester der Marechaussee Ummels van Reuver te Maasniel. Een reuze beste
kerel was dat. Een door en door Nederlander!
Toen hij 11 Augustus 30 jaar bij het Wapen was zijn wij naar
hem toegeweest. Enkele dagen daarna werd hij, terwijl hij een vrije dag had en
om kippevoer uit was, door de Duitschers opgepikt en naar Venlo overgebracht. Na
enkele uren werd hij door de moffen naar een bosch vervoerd, en bij het
uitstappen uit de auto van achteren doodgeschoten! (zie
ook deze link red.)
Wij ambtenaren zijn daar allen van onder
den indruk geweest.
In den maand Augustus zijn er in
Maasniel zowel overdag als
's nachts veel razzia's gehouden. Opgepakt
werden onder andere de wethouder Maessen (een goede Nederlander) en een zekeren
v. Laar (fruitteler en rijkslandbouwconsulent, ook een heele beste
man).
Deze laatste kon dat alles niet verkroppen, en enkele dagen nadat
hij naar Maastricht was overgebracht is hij daar in de gevangenis gestorven.
Zijn vrouw en 11 kinderen werden achtergelaten. Groot was het medeleven der
menschen. Ik kwam daar nogal veel en kreeg daar altijd veel fruit.
Bij ons in de straat woonde een familie welke een depot voor Vredesteinbanden aan huis had. Daar de organisatie zonder banden zat, begonnen die plannen te maken om daar eens een overval te doen. Daartoe kwamen een paar ondergrondsche bij mij voor medewerking. We spraken af dat ik hun een tip zou geven wanneer er weer banden binnen werden gebracht. Twee man van de overvalgroep hebben toen ons huis bezichtigd waarbij ik hun het één en ander omtrent de ligging van het bewuste huis vertelde.
Toen er op zekere dag banden werden aangevoerd gaf ik dit onmiddellijk door. De afgesproken overval bleef echter uit. Het bleek later dat er iets tusschen was gekomen. Enkele weken later kwam er weer iemand ons huis bezichtigen, en dienzelfde avond had de overval plaats. Er werd de eerste dagen veel over gesproken, doch daar ook velen veronderstelden dat eigenaar het één en ander zelf op touw had gezet om zijn tekort te dekken, geloofden de meesten niet in een overval ten behoeve van "VrijNederland."
Half Augustus begonnen de
geallieerde legers in Frankrijk snel op te rukken, en daarna ook in België. In
dien tijd zagen we heel weinig Duitsche vliegtuigen, doch wel heel veel Engelse
en Amerikaanse toestellen.
Vrijdag 31 Augustus was ik
als gewoonlijk 's morgens vroeg te 9.00 bij den Dienstgeleider. Er waren toen
engelsche vliegtuigen in de lucht die de spoorlijnen en treinen begonnen te
beschieten.
Er heerschte boven Roermond een
ontzettend lawaai zoodat we allen in de schuilkelder kropen. Dat duurde ongeveer
3 kwartier. Het was verbazend zoo werd er geschoten, zoowel uit de lucht als van
de grond.Toen we uit de schuilkelder kwamen zagen we vanuit zuidelijke richting
een geweldige brand. Het bleek later dat een munitietrein in brand was
geschoten. Zelfs uren daarna waren er nog zware
ontploffingen.
Hoewel we allen dachten dat Roermond
en Maasniel zwaar geteisterd zouden zijn, bleek het dat er niets bijzonders
gebeurd was. In Roermond had verbazend veel afweer gestaan, vandaar dat
lawaai.
Op de 4 lijnen waren er 8 treinen geraakt waarvan alle machines
kapot. Ook waren er nog 8 Duitsche locomotieven bij de Buggemerbrug kapot
geschoten.
Dien middag begonnen er Duitsche troepen uit België naar
Duitschland terug te trekken. Wij hadden daar toen nog geen erg in daar het
hoofdzakelijk auto's waren. Zaterdag werd die terugtocht grooter, en ook dien
nacht bleef alles terugtrekken naar Duitschland.
's
Zondags was het beslist een wilde vlucht. alles kwam voorbij: infanterie, zware
en lichte tanks, allerlei soorten auto's en motorrijwielen. Ook waren er veel
troepen op Fransche en Belgische boeren karren, rijwielen enz. Van alles hadden
die troepen bij zich zooals allerlei soorten meubilair, varkens, koeien enz.
enz. Alles geroofd!
Dat alles ging in snel tempo naar Duitschland. den
geheelen dag stonden de menschen voor aan de straat te
kijken.
Nel was dien zondagmorgen naar de kerk. Dat dát
over 1943 de laatste maal zou zijn hadden we niet gedacht. Iedereen dacht dat de
Engelsen en de Amerikanen hier over een paar dagen zouden zijn, en zoo zag het
er ook werkelijk uit. Die Zondagmiddag kwamen drie Duitsche Officiers bij ons om
kwartier op te nemen. Er werd gezegd dat we dien avond één Officier in huis
zouden krijgen.
's Middags zijn we naar Wagenaar geweest.
Het was geweldig wat er over de tunnel kwam. We hadden dien middag twee keer
luchtalarm. Omstreeks 18.00 uur kwam de Duitsche Officier. Ondanks dat het een
mof was was het een aardige man, en er was dan ook best mee te praten. Over één
ding waren we het niet eens. En wel dat -zo beweerde hij- zíj de krieg zouden
winnen! Hij was gehuwd en had één kind waarvan hij foto's liet zien. Hij was
zoiets als een eigen baas op een groote boerderij in Oost Pruisen. Hij vertelde
dat de terugtocht in Frankrijk en België iets geweldigs was geweest. Overal
waren de Engelsen en Amerikanen tegelijk op komen zetten, daar was geen
tegenhouden aan. ook hadden de geallieerden geweldig veel vliegtuigen in de
lucht. Hij, de hoofdman, was alles kwijtgeraakt en was zelf nauwelijks aan de
dood ontsnapt.
Dien avond zijn we voor het eerst
gekleed naar bed gegaan, en dat heb ik gedaan tot December 1944. Hoewel het
overdag verbazend druk was met vliegtuigen konden we sommige nachten nogal
rustig slapen. Wel was er meermalen 's nachts een paar maal luchtalarm. Dan
stonden we maar vlug op en brachten Rinie in de schapenzak naar de kelder, dat
vond ze maar wat fijn.
Maandag 1 September trokken er ook weer verbazend veel troepen
naar Duitschland. Het leek wel een groote wilde vlucht in plaats van een
terugtocht. Ook begonnen toen de Fransche en Belgische N.S.B-ers hier langs te
komen, gevolgd door hun Nederlandsche kameraden. Ze namen een paar koffers op
een karretje mee, de rest bleef achter.
's Middags ben ik
naar Roermond geweest om voorschot. Het was geweldig, GEWELDIG zoveel Duitsche
troepen kwamen er door Roermond. Verbazend veel auto's en allerlei soorten
tanks. Dat was voor 1944 de laatse keer dat ik in Roermond ben geweest. Ik was
te voet want de moffen namen iedereen de fiets af op straat om maar vlugger te
kunnen vluchten. Ze namen zelfs de paarden en wagens in beslag. Ik keek dien
middag de moffen fier in de ogen en dacht: "Die zijn we
kwijt!"
's Avonds kregen we twee Officiers
ingekwartierd, en we hadden 's nachts twee keer luchtalarm. Iedereen was er in
dien dagen van overtuigd dat we de moffen gauw kwijt zouden
zijn.
Hoewel er Dinsdags ook nog veel troepen naar
Duitschland gingen, kwamen er ook veel geordende troepen uit Duitschland terug
over Roermond naar België. Zoowel overdag als 's nachts hadden we veel
luchtalarm.
De Dinsdag hebben we de fietsen in de
kelder geborgen onder grote stukken papier en kleren. Ook heb ik de schop en de
bijl verstopt. Van dienst kwam toen niets meer.
's Woensdags kwamen de soldaten langs de huizen om motorrijwielen en rijwielen.
In sommige huizen gingen ze zelfs zoeken en haalden dan alles
overhoop.
Naast ons woonde toen een zekere Janssen, een
echte eigenwijze man. Hij was toen al een paar jaar bij de weermacht ergens in
frankrijk. Elke keer als hij thuis kwam was hij aan het opscheppen over het
duitsche leger. Zijn vrouw sprak in die dagen meermalen met ons, en hoewel ze
anders ook altijd van de bovenste plank opschepte begon ze nu al een toontje
lager te zingen. Ze was toen ook al bang en probeerde ons van alles wijs te
maken.
Donderdagavond werd plotseling haar
mobilair op een vrachtauto geladen. Toen alles opgeladen was kwam ze afscheid
nemen van ons. Ze vertelde dat haar huis een munitiedepot zou worden en dat wij
ook allemaal wegmoesten. Hoewel de buren allemaal een grote hekel aan haar
hadden, daar ze een mof was, waren er toch die zich niet schaamden om haar het
één of ander te vragen.
Zaterdag kwamen er 30
man O.T. in het huis naast ons. Diezelfde avond had ik al ruzie met één van die
mannen. Ze wilden een tafel van ons hebben, en hoewel ik maar volhield dat we
geen tafel hadden wilde die kerel dat maar niet geloven.
Vanaf dien
tijd hebben we steeds de achterdeur op slot gehad, en 's nachts op een paar
extra haken.
Die O.T. mannen zijn hier ongeveer
zeven weken geweest.Na die Zaterdagavond hebben we helemaal geen last meer van
ze gehad. Wel was het 's ochtends 6.00 uur als ze opstonden een oorverdovend
lawaai. Ze klosten dan met hun zware laarzen de trappen op en neer. Ook hadden
we dag en nacht auto's voor de deur staan.
Toen er later Russische meisjes en
vrouwen in het dorp kwamen, waren er elke nacht een paar naast ons om te
poetsen. Nel gaf ze dan wel eens een boterham.
Maandag
11 September kwamen de S.A. mannen aan de deur om te zeggen dat alle mannen van
16-60 jaar moesten gaan graven.
Daar de surrogaat burgemeester naar
Duitschland was gevlucht hadden we een nieuwe burgemeester gekregen, en wel een
Duitsche S.A. man. Deze had gezegd dat wij, ten Oosten van de Maas, bij
Duitschland waren ingelijfd en dus dezelfde plichten hadden te vervullen als de
menschen in Duitschland.
Ook kwamen de S.A. mannen bij ons thuis. Daar ik een
gevalletje bij Bouks had meegemaakt hield ik me buitengewoon koest en deed Nel
het woord. Toen die zeide dat ik steuer-beambte was en werkte, was het in orde
en gingen ze weer weg. Hoewel ze op andere plaatsen ook naar schoppen vroegen
hebben ze dat bij ons niet gevraagd. Voor de veiligheid ben ik dien dag verder
thuis gebleven.
De andere morgen om 7.00 uur stonden er
wel 100 man bij ons in de straat. De meesten hadden een schop bij zich, en dien
er geen had kreeg er één van de O.T mannen.
's Middags kwamen de S.A.
mannen weer langs de huizen. Nel poeierde hun weer af door te zeggen dat ik niet
thuis was terwijl ik boven in mijn kantoortje zat met diverse
belastingbescheiden voor me.
Toen bekend werd gemaakt dat
degene die niet gingen graven zwaar gestraft zouden worden durfde ik de andere
dag niet meer thuis te blijven. Echter wist ik 's avonds bij het naar bed gaan
nog niet wat ik de andere morgen zou doen. We meenden toen al dat we het heel
moeilijk hadden. Dat alles was toen nog niets vergeleken bij de maanden Januari
en Februari 1945.
Toen ik de andere morgen te 6.00
uur wakker werd besloot ik naar Beek te gaan. Deze had een Ausweis, en dus dacht
ik mij daar schuil te houden. zoo gedacht zoo gedaan. Om half zeven was ik daar
reeds. De andere dag (Donderdag) precies hetzelfde. Er werd toen door de
burgemeester bekend gemaakt dat degene die niet ging graven en zonder ausweis
werd aangetroffen, zijn meubilair zou worden verbeurd verklaard. In Swalmen was
dat de doodstraf!
Hoewel ik de volgende dag geen ausweis
kon krijgen kreeg ik dien morgen een valsche, keurig nagemaakt. Terwijl ik die
ausweis kreeg zat ik bij Sanders op de vliering daar er een grote razzia was. We
zaten daar met 5 man. Ik kon toen echter met mijn valsche ausweis weer vrij op
straat loopen en weer volop zorgen voor de voedselvoorziening.
Daar er elke
dag steeds minder mannen gingen graven werden er ook meer razzia's gehouden. De
S.A. mannen -daartoe geholpen door de weermacht- zochten dan de huizen door en
namen alles mee wat van hun gading was. Die razzia's waren niet alleen in
Maasniel doch in alle omliggende plaatsen, vooral
Roermond.
Toen ik die
Zaterdag melk had gehaald van 'de straat' en terugkeerde, kwam ik Simons tegen.
Deze vertelde me dat de S.S. een razzia door het dorp hielden en huis aan huis
binnen liepen en de ausweisen introkken. Hij vond het toen beter dat ik met hem
terug ging het veld in. 's Middags om twee uur gingen we samen naar zijn huis
daar we dachten dat de razzia afgelopen was. Toen ik daar gegeten had en één der
meisjes tegen Nel gezegd had dat ik op de Heuvel zat, kwam één der kinderen
binnen hollen met de mededeling dat de S.S. in aantocht was. Simons wilde er
toen tusschen uit gaan ondanks dat hij een echt ausweis had. Ik, met mijn
valsche ausweis, stelde voor om te blijven en verschillende belasting bescheiden
op tafel te gooien en te doen alsof we reclame behandelden. Zoo gezegd zoo
gedaan. We hadden nog maar nauwelijks de tafel bedekt met oude aanslagbiljetten
of daar werd al op de deur gebonsd. Toen de vrouw de twee S.S.-ers (een paar
snotneuzen nog) had open gedaan stormden ze meteen de kamer in. "AUSWEIS!"
schreeuwden ze tegen ons. We gaven zonder iets te zeggen onze ausweisen. Toen ze
die op hun manier goed bekeken hadden kregen we die terug met de mededeling "das
richtig." Daarna vertrokken die twee rotmoffen.
Daar
we veronderstelden dat de twee ausweisen 's zondags niet geldig zouden zijn,
spraken we af dat we de andere morgen vroeg het veld in zouden gaan om ons die
dag daar schuil te houden. De andere morgen half zeven was ik bij Simons. We
gingen met een paar zakken het veld in. Onderweg namen we nog een paar bossen
stroo mee en kropen daarmee een tabaksveldje in. We maakten het ons daar
gemakkelijk en we zijn daar tot 5 uur gebleven. Het was dien dag verbazend mooi
weer en er waren verbazend veel geallieerde vliegtuigen in de lucht. Het was de
dag dat het offensief bij Nijmegen werd ingezet.
Nel en
Rinie waren reeds op de Heuvel, en daar Simons 60 jaar werd, bleven we daar een
poosje vla eten. Bij het naar huis gaan troffen we overal groepjes menschen aan,
allen hadden het over het offensief bij Nijmegen. Allen dachten dat wij nu ook
snel bevrijd zouden worden.
Dat was de eerste
duikzondag! Dat er nadien nog 24 zouden volgen had ik, en niemand ook kunnen
denken. De eerstvolgende 5 zondagen ben ik toen naar het Voedselbureau geweest
waar ik dan met enkele ambtenaren zat te lezen van 's morgens 8 uur tot 's
middags 5 uur. Vanaf de volgende week kregen we geen stroom meer en maar enkele
uren per dag water.
De eerste dagen hebben de buren
toen voor ons gekookt en daarna hebben we een potkacheltje van één der buren
geleend. Daar we met de kaarsen heel zuinig waren gingen we 's avonds als het
donker werd (omstreeks 8 uur) naar bed, wat de meeste menschen trouwens ook
deden. In die dagen zijn we in de keuken gaan wonen. Eerst hadden we het
kacheltje in de bijkeuken gehad, doch daar die schoorsteen niet trok brachten we
het over naar de keuken.
Die week hebben we
inkwartiering gehad van een Oostenrijker. Een goeie kerel. 's Morgens ging ik
altijd melk halen en verder overdag wat buurten, ik kwam vooral veel op het
Voedselbureau. Het gesprek van de dag was steeds: "Wanneer zullen wij bevrijd
worden?" De Engelschen zaten toen bij Wessem voor het kanaal, ongeveer 8 km. van
ons verwijderd. We hoorden hele dagen het bulderen der kanonnen.
In die dagen
kreeg ik ook een echte Ausweis en had dus twee
stuks.
De volgende Zaterdag ging ik als
gewoonlijk via Maalbroek naar De Straat om melk. Toen ik te Maalbroek was werd
mij verteld dat de groene polizei bezig was alle koeien uit de wei te halen, en
dat alle mannen die ze op straat aantroffen door hun zouden worden opgepikt om
de koeien over de grens te drijven. Dat bleek inderdaad waar te zijn. De eerste
koeien met de boeren erbij kwamen toen reeds voorbij Maalbroek. Met veel moeite
ben ik er tuschen door geglipt en kwam veilig thuis. Honderden stuks vee werden
er weggevoerd, en we dachten niet anders dan dat we zonder melk zouden komen te
zitten.
Onze burgemeester Nieland (S.A.man),een vijand van
'de groene', ging echter achter het vee aan en wist te bewerkstelligen dat het
vee niet over de grens werd gevoerd doch bij het grenskantoor in een wei
gejaagd. De andere dag kreeg hij het voor elkaar dat de boeren hun vee terug
kregen. Heel Maasniel was die mof toen dankbaar. Wel werd er de volgende week
van over de Maas honderden stuks vee naar Duitschland vervoerd. Het was
verschrikkelijk om aan te zien dat zoo ons vee gestolen
werd.
Zondag was het rustig geweest, doch 's
avonds omstreeks 7.00 uur kwam buurvrouw Reulen vertellen dat alle mannen van
over de Maas door 'de groene' werden weggevoerd naar Duitschland. De mannen
werden als vee naar het station Roermond gedreven om verder per trein naar
Wüppertal vervoerd te worden. Het bleek dat de groene 's morgens de kerken te
Reegden, Heel, Wessem, Thorn, Roggel, Baexem en Heythuizen hadden omsingeld en
alle mannen hadden ingerekend. Heel Maasniel was overstuur, doch het moest in
Roermond nog erger geweest zijn. Toch zijn er in Roermond nog vele mannen
ontvlucht. Ze namen daar vrouwen en meisjes aan de arm en wandelden dan van de
troep af alsof ze in Roermond woonden.
Dien nacht hebben
er te Maasniel maar heel weinig mannen thuis geslapen. De meesten gingen naar
een schuilplaats, maar iedereen was bang dat ook hier de mannen zouden worden
opgepikt. Het was een angstige Zondagavond.
Nel
heeft mij dien avond, nadat ze zoodanig eerst plaats had besproken, naar Theelen
gebracht. Met Bekkers hebben we daar op zolder op een geheim kamertje geslapen.
Hoewel we goed geslapen hebben waren we toch bang dat ook hier de mannen zouden
worden opgehaald. Ik ben toen bij Theelen gebleven tot de andere namiddag 5 uur,
doch daar er niets te doen was ben ik toen naar huis gegaan. Vanaf dien dag
durfde ik niet meer thuis te slapen temeer ik wel eens illegaal werk verricht
had dat een ander bekend kon zijn. Ik heb toen bij Theelen geslapen tot 20
November '44. Ook was ik er overdag wel eens als het onveilig werd, en 's
Zondags was ik er altijd.
De volgende week
mochten we allen een nieuwe ausweis hebben, een roode. Eerst had ik besloten om
er geen te halen, doch daar de andere collega's het wel deden heb ik het ook
gedaan. Onze namen en adressen werden op een lijst genoteerd. Ik was daarover
niets op mijn gemak en ging dan 's avonds bij het donker worden maar gauw naar
Theelenen bleef daar dan tot 's morgens 9.00 uur.
Nel sliep de eerste weken
steeds alleen en was niet bang. Een dapper vrouwtje. Later is Toos een paar
nachten bij haar wezen slapen, doch die had daar schijnbaar niet veel zin
in.
In die tijd (begin
Oct.)kwamen er veel nieuwe troepen in Maasniel. Overal was inkwartiering,
ook in onze straat. Op no. 2 was de T.O.T. vertrokken, dat huis lag nu vol
militairen. In de tuin hadden ze mitrailleurs opgesteld voor afweer, ook hadden
ze diepe schuilgaten in de tuin gemaakt. Eens op een middag lieten ze een
handgranaat in de gang ontploffen. De voordeur was helemaal kapot en Nel dacht
dat bij ons ook alles stuk sloeg, zoo'n lawaai maakte
dat.
Zaterdag 28 Oct. werd de Maasbrug door de
Engelsen gebombardeerd. Ook in Gebroek vielen toen bommen, waar geen militiare
doelen waren. Er werden daar tien personen gedood en verschillende huizen
verwoest. Ik heb dat bombardement van de Straat af gezien. Het was angstig en
toch indrukwekkend. Steeds weer zag ik de 6 vliegtuigen naar beneden komen en
hun bommen loslaten. dan een geweldige ontploffing, tientallen meters hoog ging
de rook en het stof. Ondertuschen hadden de vliegtuigen een volte gemaakt en
doken weer naar beneden.
Vanaf dien tijd hoorden we
elke dag het artillerievuur uit de richting Wessem. We waren vol goeden moed en
hadden hoop spoedig bevrijd te zijn. Mannen zag men in dien dagen bijna niet
meer op straat. Wel waren er veel vrouwen op straat met allerlei vervoermiddelen
zooals kinderwagens en dergelijke, die appelen en aardappelen gingen halen.
Zelfs dames met bontjassen zag men achter een handwagen loopen. De wegen waren
er overdag vol van. Hoewel ik eerst dacht dat die extra bevoorrading niet nodig
was heb ik toen ook maar een paar honderd kilo aardappelen opgeslagen. De meeste
vrouwen moesten de aardappelen zelf uit de grond halen daar sommige boeren niet
buiten het huis durfden te komen.
Ik was die dagen
's middags bij Theelen om appelen te rapen. Deze had een buitengewone goede
oogst. Doordat zij ook lang hadden moeten duiken lagen er duizenden kilo's
appels onder de boomen. Als beloning kreeg ik van Theelen tweehonderd kilo
plukappelen en idem zooveel valappelen die ik zelf
meenam.
Op een Zondagmorgen werd het geschut aan
de Breedeweg gebombardeerd. Ik was bij Theelen boven en zag de vliegtuigen naar
beneden komen. Er zijn toen verschillende huizen aan de Breedeweg en Broekhin
Zuid verwoest en ook enkele dooden waaronder een mof. Na het bombardement
vertrokken de stukken waar heel Maasniel blij om
was.
Zaterdag 11
november werd Roermond opnieuw gebombardeerd. Ik heb dat weer vanaf de
Straat gezien. Het was verschrikkelijk zoo'n lawaai was dat. Allen werden
beslist even bang. Er waren 35 dooden, geen enkele mof. Heel veel huizen zijn
toen verwoest. Dat is dan ook de zwaarste dag voor Roermond geweest. Geen enkele
mil. doelen!
Donderdag 16 november 's middags vier uur
werd het groote offensief over de Maas ingezet. Het art. vuur was geweldig.
Vanaf die dag hebben we steeds in de kelder geslapen. Nel en Rinie thuis en ik
eerst bij Theelen en daarna bij Reulen. We hadden Rinie haar ledikantje in de
kelder staan en daarnaast ons bed op de vloer liggen, zonder ledikant. De eerste
nacht dat we in de kelder sliepen is Roermond en Maasniel hevig door de Engelse
kanonnen beschoten. Allen dachten dat de Engelsen de Maas overkwamen. Er werden
toen heel veel razzia's gehouden zoodat ik meermalen heele dagen bij Theelen
bleef.
Zondag 19 Nov. moest half Leeuwen
evacueren. In Leeuwen waren toen al enkele dooden tengevolge de Eng. granaten.
Toen is ook de molen afgebrand.
De ander dag (Maandag) begonnen de menschen
bijna overal de ramen dicht te spijkeren met schotten van de steenfabrieken.
Hoewel ik al weken dik karton voor de ruiten had, heb ik de voorkant toen ook
met schotten dichtgespijkerd.Daar ik zelf niet op straat durfde heeft Nel die
toen op een handwagentje gehaald.
Dien middag is Leeuwen zwaar beschoten,
waarbij Storms is gedood.
Doordat er bij Theelen evacuee's waren gekomen en
hun daar met 17 man waren, vonden hun het beter dat ik een andere schuilplaats
ging zoeken. Ik ben toen dien avond met de schapenzak naar de overkant naar
Reulen gegaan waar ook v. Soest was.
Dinsdag 21 Nov.
hebben we zooveel mogelijk alles van boven naar beneden gebracht. De
kleeren
hadden we al weken in de kelder hangen en de inhoud van de linnenkast
in kisten en koffers in de kelder.
Dien avond hebben we
vanaf 7.30_9.00 een geweldige beschieting meegemaakt.
De moffen schoten
met verplaatsbare achter auto's rijdende kanonnen, welk vuur door de Eng.
beantwoord werd.
Rinie sliep al en wij zaten op de rand
van haar ledikant. Onophoudelijk hoorden we de granaten gieren en velen sloegen
heel dichtbij in. Het was een oorverdovend angstig lawaai zodat we niet eens met
elkaar konden spreken.Elk oogenblik dachten we dat een granaat in zou slaan. We
vreesden het ergste.
Toen het schieten eindelijk ophielden wij na
eenige tijd daarna uit de kelder tevoorschijn kwamen, bleek dat op het eind van
de straat bij Koenders verschillende granaten waren ingeslagen. Genoemde persoon
zelf was gewond geraakt en is op een handwagen naar het Ziekenhuis gebracht.
(Ziekenauto's waren er al lang niet meer)
Ik ben toen dien
nacht tot de nadere morgen 5 uur thuis gebleven. Hoewel het rustig was kon ik
maar niet slapen en was dan ook blij naar Reulen te kunnen gaan. Daar voelde ik
mij veilig in de geheime kelder.
De volgende avond dezelfde uren hadden we
een nog heviger beschieting. Verschillende granaten zijn toen ook weer in onze
straat ingeslagen. De huizen van Vaessen en Jellema werden zwaar beschadigd. Er
zijn toen ook heel veel ruiten in onze straat door granaatscherven stuk
geslagen. Bij ons gelukkig niet, echter wel twee dakpannen
kapot.
Daar de S.A. mannen die dagen vertrokken en het
graven was afgeloopen, hadden we weer nieuwe hoop dat de Eng. spoedig zouden
komen.
Vanaf dien tijd ben ik helemaal niet meer op straat geweest en was Nel
de boer op en deed alle boodschappen.
Hoewel we al lang 's
avonds 8.00 uur binnen moesten zijn werd dat toen vervroegd tot 6.30 uur en
later tot 5.30 uur. Ook werd toen verplichtend dat we de buitendeuren dag en
nacht open moesten laten staan. Wij hebben daar geen gehoor aan gegeven. In
Roermond werden echter vele deuren ingeslagen of getrapt wanneer die gesloten
waren.
Tante Riek heeft toen enkele nachten bij Nel geslapen en daarna een
meisje van Suy en later Jo Mensink.
De 25e Nov. gingen
er veel geruchten over nachtelijke razzia's. Bijna alle mannen sliepen 's nachts
in een schuilkelder. Die razzia's werden gehouden door jonge valschermjagers.
Vooral in Roermond was dat heel erg. De menschen werden daar bijna gek van
angst.
De opgepikte mannen werden dan naar de jongensschool te Maasniel
gebracht en vandaar uit met autobussen Dld. in. Heel veel zijn op die manier
weggebracht.
In die dagen moesten we meermalen vanwege
de granaten de kelder in vluchten, doch we raakten daar zoo aan gewend dat we
dat niet meer telden.
Hoewel Rinie anders niet zoo gauw bang was had ze een
hekel aan de granaten. Er was dan ook geen een zoo vlug in de kelder als zij.
Vooral als we zaten te eten dan vloog ze soms van de stoel af en dan zat ze ook
maar half op de stoel. Het was dan ook meermalen heel gevaarlijk en we durfden
dan ook niet meer voor het keukenraam te zitten doch zaten achter de muur. Ook
hadden we er niets mee op wanneer we eens naar boven
moesten.
Thans na de bevrijding lachen we hierom, doch
werkelijk het was toen in die dagen een gevaarlijke tijd en ons leven was elk
oogenblik in gevaar.
De eerste helft van Dec. gebeurde er niets
bijzonders. Wel werden er vele razzia's gehouden en meermalen moest ik me dan
ook overdag bij Reulen schuil houden. Als ik thuis was stond ik meermalen voor
de ramen te loeren of er ook "groene" in aantocht waren. Ik kwam dan ook alleen
maar buiten om water te halen.
Sommige dagen werd er over
en weer veel geschoten. Het was dan het veiligste zooveel mogelijk binnen te
blijven.
Op een middag heeft Nel met een meisje uit de straat 200 kg.
Cokes uit Roermond gehaald. Dat was een heele
prestatie.
Zaterdagmiddag 16 Dec. omstreeks 3 uur werd
er plotseling door de Eng. van over de Maas met granaten geschoten. Veel
granaten kwamen in onze omgeving terecht.
Een paar honderd meter van ons
verwijderd werd een jongen van Maessen door een granaat gedood. Jo Mensink haar
moeder was daar zoo van overstuur dat zij niet meer bij Nel mocht slapen. Zij
heeft toen weer een week alleen geslapen. Ik vond dat erg jammer want als er 's
nachts eens wat gebeurde was zij alleen. Om thuis te blijven was echter ook niet
verantwoord want elke nacht werden er mannen uit de huizen opgehaald en naar
Dld. overgebracht.
Nel heeft zich echter dapper door alles
heen geslagen. Een week later kwam tante Riek weer bij haar slapen. Anton dook
toen ook aan de overkant.
Zondag 10 Dec. even vóór 4
uur werd gezegd dat de tunnel om 4 uur de lucht in zou gaan. We geloofden dat
eerst niet doch inderdaad hoorden we om 4 uur een zware slag. Toen we gingen
kijken lag de tunnel in brokken. We meenden toen dat de bevrijding gauw zou
komen en hadden weer nieuwe hoop.
Toen ik
Donderdagavond 14 Dec. omstreeks 8 uur als gewoonlijk naar Reulen ging was v
Soest daar ook. Vermeld dient te worden dat al enkele dagen daar een paar mannen
uit Beegden waren aangekomen die uit Dld. waren gevlucht (Wüppertal). Ik zag
metéén aan de bedrukte gezichten dat er iets bijzonders was. Hun vertelden toen
dat geheel bezet Limburg via Dld. naar Groningen en Friesland moesten evacueren.
De mannen moesten echter naar Dld. te werken.
Hun zaten
daar geweldig over in de put en ook ik raakte er ten laatste van onder de
indruk. Van alles werd besproken doch door hun allen van de zwaarste kant. Ik
zocht de lichtpuntjes nog op en daar het meer dan 100.000 personen betrof, had
ik nog wel moed dat het niet door zou gaan.
Ik heb er toen
die avond niets van tegen Nel gezegd zoodat die nog rustig heeft kunnen slapen.
Bij ons was dat niet het geval. Hoewel ik tamelijk goed heb geslapen waren de
anderen veel wakker en stonden 's morgens al vroeg op. Op straat was het een
gejammer van jewelste. Vele vrouwen stonden te huilen. Nel nam alles kalm op en
zei dat het nog wel wat mee zou vallen.
De geruchten
bleven echter aanhouden en de evacuatie zou reeds diezelfde week beginnen zoodat
wij vóór Kerstmis nog weg moesten. Per persoon zouden we 30 kg. bagage mee mogen
nemen en de rest achter laten voor de plunderaars. De menschen waren radeloos.
Velen scholden op de Engelschen omdat die maar niet
kwamen.
Nel nam dat alles kalmer op dan ik. In gedachten
zag ik Nel en Rinie al gaan en maakte me wijs dat er van al onze bezittingen
niets zou overblijven.
Wij pakten toen, evenals alle menschen deden,
ieder voor zich een koffer en Nel zou dan de kinderwagen meenemen waarin de
schapenzak. Ik wilde ten koste van alles achterblijven.
O, die rot
moffen.
Het waren aller ellendigste dagen. We vonden
razzia's en bombardementen zoo erg niet dan evacuatie. Wat dat beteekende wisten
we van menschen die uit Echt hier geëvacueerd waren. Toen hun de huizen verlaten
hadden roofden de moffen alles wat hun maar konden vinden.
Men vertelde toen ook dat de Bisschop en het Roode Kruis alles in het werk
stelden om de evacuatie ongedaan te maken.
Er is in die dagen veel gebeden.
De Roomschen moesten 2 noveen's bidden. Dat bidden met de rozenkrans duurde dan
's avonds ruim veertig min. Ondanks er bij Reulen ook veel gebeden werd, hadden
die niet minste Gods vertrouwen.
De Zondagmorgen
omstreeks 8.00 uur toen juffr. Reulen uit de kerk kwam, vertelde Reulen ons dat
ons vonnis geteekend was. Hovens de wnd. burgemeester zou gezegd hebben dat we
binnen enkele dagen weg moesten. Eerste de ziekenhuizen leeg, dan de ouden van
dagen en daarna de rest.
Ik was die morgen erg bedrukt en
maakte plannen alles maar te verstoppen. Twee buren Floor en Coolen, hebben me
die Zondag geholpen. We kwamen op het idee de vaste waschtafel uit de badcel te
breken, de plinten van de deur, daarna karton over de deur en dat alles met
behang beplakken.
We hebben toen de linnenkast in de
badcel gebracht die Nel met ondergoed, gordijnen enz. heeft volgestopt. Voorts
stopten we de haardkachel achter de kast, het complete lits-jumeau en allerlei
kleine dingen. Toen we de badcel nadat we ook onze beste kleeren daar in hadden
gehangen, propvol hadden gestopt spijkerden we dik karton over de deur heen en
daar over heen behangpapier. Ook maakten we de andere dag een gat in de vloer
waar we ook van alles in stopten. Er bleef niets anders meer in de kamer over
dan 4 crapauds, het orgel en de tafel. Verder was alles weggestopt. Boven was
helemaal niets meer.
Met dank aan God is die
evacuatie toen gelukkig niet door gegaan. Hoewel eerst voorloopig uitgesteld,
kwam later het bericht dan de evacuatie definitief van de baan was, althans dat
meende men!
Razzia's bleven aanhouden. Ja steeds weer
opnieuw werden mannen uit de huizen gehaald en naar Dld.
overgebracht.
Zaterdagmiddag 23 Dec. omstreeks 3 uur
was er weer een hevige beschieting. Ik was in het schuurtje om de kinderwagen
leeg te maken die Nel 's morgens vol brandhout van De Straat had meegenomen en
Rinie speelde in de tuin. Opeens vlogen de granaten over ons heen. Rinie stond
bij de kolenkist en wilde naar mij toe en begon te huilen. Ik riep haar toe: "Ga
gauw naar mama". Zelf durfde ik niet uit het schuurtje te komen doch ging plat
op de grond liggen.
Overal sloegen de granaten in en de
scherven vlogen op en tegen het schuurtje. Telkens wanneer ik meende dat het
over was en op wilde staan, begon het weer opnieuw.
Het
waren angstige oogenblikken en hoewel ik onrustig was en in groot levensgevaar
verkeerde, was ik zoo bang niet als enkele dagen tevoren toen we moesten
evacueren.
Toen het even ophield holde ik naar Nel en
Rinie die in de kelder waren.
Het bleek dat in onze straat verschillende
voltreffers waren terecht gekomen. Vele daken waren kapot en ook heel veel
ruiten. Bij ons niets anders dan 4 kapotte dakpannen. Wel lagen overal
granaatscherven zelfs op het paadje bij de kolenkist waar Rinie gestaan
had.
In Maasniel zijn die middag veel huizen kapot
geschoten. Die avond onder het eten zijn we nog een paar keer in de kelder
moeten vluchten. Rinie vloog dan van de stoel af en was steeds als eerste in de
kelder. Ze holde dan in 't donker de trap af en stond beneden op ons te wachten.
Gingen wij dan na afloop weer naar boven dan ging ze mee doch ze ging steeds zóó
op de stoel zitten dat ze er onmiddellijk weer af kon springen. Hoewel er niet
om te lachten viel, moesten we soms toch wel om Rinie lachen. Die kleine
stakkerd! In stilte baden we: "O God, spaar haar!". Echter ook wij waren bang.
Als we granaten over hoorden suizen doken we ook in elkaar of vluchtten in de
kelder.
Bij Reulen aan de overkant waren ze echter nog
veel banger dan wij. Als ik daar 's avonds in de kamer was en er kwam maar een
enkele granaat over dan vlogen allen metéén naar de kelder. Ik geloof dan ook
wel dat wij over het algemeen bij langena niet het bangste waren. Nel is
meermalen tijdens art. beschietingen naar de straat geweest om melk. Ik was dan
ook altijd weer blij als ze terug was. De meesten durfden toen al geen melk meer
te halen. Hoewel ik erg tegen de kerstdagen (3 Zond.) op zag, vanwege razzia's
enz., gingen die nog al vlug om.
Het was alle drie
Zondagen schitterend mooi vriesweer en 's avonds volle maan. Het waren pracht
avonden en hoe hunkerden we dan naar de vrijheid en .... men was nu bang in zijn
eigen huis.
Ik benijdde Rinie wel eens. Zij speelde volop
en had overal plezier in en wist van al de ellende niets
af.
Er was niet veel art. vuur, doch kwamen geweldig veel
vliegtuigen over.
De 2e kerstdag hebben we brieven
naar huis en naar Apeldoorn geschreven. We hadden gehoord dat verzending via het
Roode Kruis mogelijk was. 's Middags hebben we het orgel in de keuken gebracht
en toen Kerstliederen gezongen.
Evenals vorige Zondagen
had ik mijn oudste plunje aan en het luik in de vloer open, gereed om er in te
duiken.
De 2e Kerstdag werden 's avonds 13
Roermondsche mannen door Maasniel richting Dld. gebracht. Er werd toen gezegd
dat die zouden worden doodgeschoten. Het bleek later dat ook gebeurd is. Even
voorbij het Holl. grenskantoor werd halt gehouden en moesten 3 man een kuil
graven. Die 3 mannen werden toen door de moffen doodgeschoten en hun kameraden
moesten die 3 lijken toen begraven. Daarna moesten weer 3 mannen een kuil graven
en werden ook dood geschoten en zoo vervolgens tot dat allen vermoord
waren.
Het waren opgepikte mannen die niets hadden gedaan.
Ik heb het toen in de keuken uitgeschreeuwd:
"O God verdoem ze"
en dat doe ik nog.
Nog heel veel komt het in me op:
"O God verdoem die ellendige
Duitschers!".
De zwaarste bombardementen en de
allerzwaarste straffen is voor dat volk nog te licht. Er moet dan ook geen
onderscheid gemaakt worden: Het zijn allen moffen! Ik beloof dan ook dat ik
steeds als ambtenaar de moffen zal negeren zooveel als ik kan. Die
ellendelingen! Het zijn geen menschen. Het zijn schoften, ploerten, moordenaars!
O, ik vond dat toen verschrikkelijk. Was dát vrede op
aarde?
Nel zei ik moest niet zoo raar. Nou ik had
toen gaarne met een mitrailleur honderden van die rot moffen willen kapot
schieten. Ook onze dominé was enkele weken te voren opgehaald en we vreesden het
ergste.
O, kerstmis 1944 om niet te
vergeten.
De Donderdags na kerstmis werd aan de
bekende palen aangeplakt een lijst met de namen van hen die de 2e Kerstdag waren
dood geschoten en wel 13 mannen en jongens. Tevens werd op dat zelfde
aanplakbiljet bekend gemaakt, dat alle mannen te Roermond en Maasniel van 16-60
jaar zich vóór 30 Dec. 's middags 4 uur bij den Orts kommandant moesten melden
en wie dat niet deed zou na genoemd uur ter plaatse worden
doodgeschoten!
Eén en ander was niet onderteekend doch het
was afkomstig van de nieuwe 23 jarige ortskommandant te
Roermond.
Ik verwonder mij er thans nog over hoe kalm ik
dat alles op nam. En ook Nel bleef er nuchter onder. Wij dachten dat het zoo'n
vaart niet zou loopen. Wij dachten dan ook dat alle menschen er kalm onder
zouden blijven.
Groot was mijn verbazing toen ik 's
Vrijdags de 29e vernam dat vele mannen zich de volgende dag wilde gaan melden,
daar ze bang waren anders dood geschoten te zullen worden. Ik dacht er echter
niet aan me te melden. Ik zou me later om mijn lafheid geschaamd hebben
tegenover mijn familie en kinderen. Mijn besluit stond vast: Ik meldde me niet.
Ook Nel was het daar mee eens.
Daar ik de schuilplaats bij Reulen niet
vertrouwde daar die menschen te veel kletsten, ben ik naar van Soest op no. 1
gegaan. Met hem kwam ik overeen dat we in zijn geheime kelder zouden gaan duiken
en ons nooit gingen melden.
Die zaterdag den 30e
Dec. kwamen er nog wel eens vrouwen bij me om namens hun mannen te vragen wat ik
deed. Ik zei dan: "Ik meld me niet en wie zich wel gaat melden is een lafaard!".
Nel zei wel eens: "Je moet niet zo raar, maar ik vond er moest krachtige taal
gesproken worden!
Het was verbazend zooveel mannen er zich
gingen melden, vooral uit Roermond Daar waren de menschen op van zenuwen en
zagen geen andere uitkomst om hun leven te redden dan door zich te
melden.
Naar schatting hebben zich ongeveer 4000 mannen en jongens gemeld. Ik
heb ook verschillende met een rugzak zien loopen. Velen hadden de vrouwen
meegenomen naar het bureau v/d Ortskommandant. Daar moeten zich hartroerende
tooneelen hebben afgespeeld. Bijna alle mannen, vrouwen en kinderen liepen op
straat te huilen. Het was dan ook een verschrikkelijke toestand! Iemand
die dat niet van dichtbij heeft meegemaakt kan zich dat niet
indenken.
's Avonds omstreeks 6.00 uur zijn de mannen te
voet door de sneeuw naar Dld. gegaan. Het moet een heele lange stoet geweest
zijn. De mannen hebben bij het weggaan allerlei vaderlandsche liederen gezongen.
Wat zal er echter in die mannen zijn omgegaan. Het is niet te beschrijven. Het
was een verschrikkelijke avond zoowel voor degene die weggingen als voor de
vrouwen en kinderen die achterbleven.
Vanaf dien tijd
zijn er geen razzia's meer gehouden. De moffen waren tevreden. Met razzia's
hadden hun ze niet kunnen krijgen en door een niet ondertekende bekendmaking aan
te plakken, hadden ze op één middag 4000.
De daarop
volgende dagen waren de vrouwen van de mannen die weg waren, vreeselijk
jaloersch op de vrouwen van wie de mannen waren achter gebleven. De eersten
dreigden zelfs om de achter gebleven mannen te verraden. Dat was
Nederlandsch!
Zaterdagavond 30 Dec. omstreeks 7.00 uur
ben ik met de schapenzak en een koffer naar van Soest gegaan.
Om 6 uur
hadden we voorloopig voor het laatst met z'n drieën gegeten. Het was de laatste
keer en onwillekeurig dacht ik als het maar niet DE laatste keer is, want wat er
nog boven ons hoofd hing wisten we niet. Rinie wist van dat alles niets af en
zonder dat ze het merkte was ik verdwenen.
We hadden
daar een mooi keldertje bij v. Soest. Er stond een één persoons ledikant, een
tafeltje met 2 stoelen en een kachel. Verder was er nog juist ruimte voor m'n
schapenzak.
De dagen vlogen om. We
sliepen van 10-8, aten te bed een boterham en sliepen dan weer tot 11 uur. Dan
stonden we op, waschten ons in de groote kelder en voor zoover noodig op de
emmer. Daarna een godsdienstig half uurtje. Om half één eten en van 1-5 rusten.
Dan stonden we weer op en gingen wat lezen. Om half zeven boterham eten en om 7
uur kwam juffr. v.Soest met 's Gra en Mia Vaessen. Deze laatste sliep al enkele
weken bij v.Soest en dat was later ons geluk.
We hoorden
dan 's avonds van Mia het nieuws. Meestal veel slechts en niet veel goeds. Met
Nel bleef ik in verbinding met briefjes. We vonden het allen voor de veiligheid
maar beter dat ze niet bij ons kwam. Nel ging even als voorheen de boer op om
melk en voorts gaf ik haar adressen op voor tarwe, rogge en erwten. Ze had dan
ook haast altijd succes.
Zaterdagsavonds van 7-9
was ik even naar huis. Anders kwam ik de kelder niet uit. Rinie sliep dan en ik
was dan even bij haar bedje.
Zooals we wel verwacht
hadden werden er geen razzia's meer gehouden. Wel kwam er zoowel overdag als 's
nachts verbazend veel vliegtuigen over. Het was in Jan. behoorlijk winter, doch
wij merkten daar niets van.
In die dagen werd er
ook steeds weer over evacueren van bezet Limburg naar 't Noorden gesproken.
Hoewel Vrijdag 19 Jan. nog werd medegedeeld dat de evacuatie niet door zou gaan,
werd Zaterdag 20 Jan. in Roermond aangeplakt dat Zondag 21 Jan. een aanvang zou
worden gemaakt met de evacuatie.
Een ieder mocht 30 kg. bagage meenemen en
degene die loopen kon moest te voet naar Brüchen (± 15 km.). Dit alles gold ook
voor Maasniel. In Roermond werden verschillende straten aangewezen waar de
evacuatie beginnen zou.
Dien avond zaten juffr.
v.Soest en Mia vreselijk in de put. Met v.Soest kwam ik overeen dat Nel en Rinie
daar ook zouden komen en dat wij tot het uiterste zouden trachten hier te
blijven.
Daar we een prima schuilplaats hadden maakte ik
me niet bevreesd en was dan ook veel rustiger dan in November. Bovendien hadden
de Eng. een nieuw offensief ingezet bij Sittard in Noordelijke richting zoodat
er ook weer nieuwe hoop was dat we spoedig bevrijd zouden
worden.
Zondag 21 Jan.'45 werd te Roermond een aanvang
gemaakt met de evacuatie. De menschen die niet vrijwillig uit de huizen gingen
werden er door de "groene" uit gejaagd. Ouden van dagen en moeders met kleine
kinderen werden op open wagens geladen en de rest moest te voet door de natte
sneeuw. Alles ging via Swalmen over de grens.
Toen 's Maandags te Maasniel werd aangeplakt dat Woensdag de 24e al hier een
aanvang met de evacuatie zou worden gemaakt is Nel met Rinie 's avonds te 6.00
uur bij ons gekomen. Rinie stond versteld dat ik daar in de kelder zat. Ze deed
anders niet dan snuiven en zei eerst niets. Ze kon er met haar klein verstand
niet bij dat ik daar was. Nel had haar steeds wijs gemaakt dat ik naar Dld. was
en als zij mij dan briefjes schreef was Rinie ook aan het krabbelen. Een enkele
keer vroeg ze wel eens: "Wanneer komt pappa nou thuis?".
We hebben Rinie toen maar gauw in het bed gestopt en zijn toen naar ons huis
gegaan om nog verschillende dingen onder de vloer te stoppen en bedden, kleeren,
eten, enz. naar ons nieuw kwartier te brengen. Het was bij twaalfen toen we met
alles klaar waren.
v.Soest en ik hadden dien dag van het
één persoons bed een 2 persoons gemaakt door het breeder te maken. We hadden
daartoe het ledikant uit elkaar genomen en het bed op de kisten gelegd. Daarop
veel dekens en tenslotte een paar om onder te slapen. Wij met z'n drieën zouden
dan op het bed slapen, v. Soest in mijn schapenzak en de rest in de groote
kelder, t.w. juffr. van Soest, s Gra en Mia en ook Mia haar verloofde Paul
Mooren. Deze was ook bij ons komen duiken.
De andere
morgen waren we al om 6 uur op om verder alles in orde te maken en om 8 uur
sloten we het luik dicht.
Rinie vond dat alles prachtig en had de
grootste schik.
Omstreeks 10 uur hadden we de
"groene" al aan de deur. Daar het raampje van de voordeur open was gelaten
konden ze zoo naar binnen komen. We waren muisstil en hoorden hun op hun laarzen
door de kamers klossen. De kelderdeur was op 't slot en op de deur een briefje
met de mededeeling dat de sleutel bij bakker Vaessen was, die wegens bomschade
van eigen huis, de kelder in gebruik had daar de fam. was afgereisd naar
Dld.
De "groene" lieten ons toen verder met rust.
Wel bleek later dat ze de wekker uit de keuken meegenomen hadden.
Rinie
was heel stil toen de "groene" binnen waren en juffr. v.Soest was erg bang.
Boven stonden ongeveer 20 kisten met wijn en beneden ongeveer 30 kisten. Die
wijn was van een notaris uit Roermond, een fam.lid van de firma van v. Soest. We
waren maar bang dat de "groene" de wijn zouden vinden en daar kon dan wel eens
inkwartiering uit voortvloeien. Gelukkig vonden ze dien niet want dan waren we
er slecht aan toe geweest.
De eerste dag hebben
we geen warm eten gehad. Juffr. v.Soest durfde 's avonds de kachel boven niet
aan te maken. De volgende dagen werd er 's avonds echter boven gekookt. Daar bij
ons in het kleine keldertje steeds de kachel brandde, was het er soms snikheet.
Vooral als we 's avonds soep aten. We zaten dan op het bed te eten zonder steun
voor de rug en de beenen. Het zweet brak ons dan van alle kanten uit, nog erger
dan in het heetst van de zomer.
Ik had
dan diep medelijden met Rinie als ze daar zoo zat te zweten. Door dat de kost
zeer slapjes was, had ze steeds honger. We waren heel dunnetjes gekleed. Rinie
had anders niet aan dan een hemdje met een dun zomerjurkje een broekje en een
paar sokjes zonder schoenen.
Ze moest overdag
tusschen ons in op het bed spelen. Andere ruimte was er niet. Nel moest zich
veel met haar bezig houden en die komt dan daarvoor alle lof toe. Daar Rinie wel
merkte dat we heel stil moesten zijn en zij niet mocht huilen was ze soms erg
vervelend en wilde in alles haar zin hebben. Ze werd hoe langer hoe koppiger en
als ik haar eens bestrafte en ze begon te huilen was "Leiden in last". Daar dat
niet kon moest ze steeds haar zin hebben.
Overigens was ze
heel stil en vooral als de "groene" er waren. De kleine meid heeft zich dan ook
over het algemeen goed gehouden, want ook wij (althans ik) was door de toestand
meermalen niet tegen haar zooals het zijn moest.
We
stonden 's morgens 7 uur op. Dan waschen enz. en om 8 uur werd het luik weer
gesloten daar Mia dan vertrok. We zaten dan hele dagen op het bed. Om half 6
kwam Mia weer en dan werd boven het eten gekookt. Voorts zorgde Mia voor brood
(en wijn) en water en ook bezorgde die ons meermalen
vleesch.
Soms kwamen de "groene" overdag wel eens aan de
voor- en achterdeur. Daar deze echter gesloten waren gingen ze dan ook al heel
gauw weer verder.
In die dagen werd door de Eng. bij
Julich een nieuw offensief ingezet. Daar bakker Vaessen steeds weer een nieuwe
ausweis kreeg, hadden we weer volop moed. Wel hoorden we van Mia dat er al heel
veel menschen weg waren, doch ook, dát, wanneer de menschen overdag uit de
huizen gejaagd werden er 's avonds weer in kropen.
En zoo gingen de dagen voorbij.
We waren steeds weer blij als er een dag om was en we weer konden slapen. Een
enkele maal liet Nel de moed ook wel eens zakken en dan beurde ik haar maar weer
op. We hebben heel veel samen onze trouwpsalm (ps.121) gelezen en God gesmeekt
ons voor de evacuatie te willen bewaren. Dat gaf dan weer nieuwe moed en
vertrouwen.
O die evacuatie was ook iets verschrikkelijks.
Het meeste hadden we te doen met Rinie.Wat moest er van haar terechtkomen. Door
de slappe kost en de heete kelderlucht had ze, evenals wij allemaal helemaal
geen weerstand meer. Ook zat ze heel erg onder de puisten, vooral haar
gezichtje.
O, wat hebben we in die dagen naar de bevrijding verlangd! Het was
een verschrikkelijke tijd en degene die dat niet heeft meegemaakt kan zich dat
dan ook niet indenken.
Meermalen kwamen de "groene" bij de
huizen langs en ook bij ons aan de deuren. De eerste dagen kregen de menschen
aanzeggen dat ze binnen twee uur moesten vertrekkendoch in 't laatst bleven de
"groene" er bij staan tot de menschen de huizen uit
waren.
Zondag 4 Februari
hadden we een rustige dag gehad. 's Avonds kwam Mia ons vertellen dat hun geen
nieuwe ausweis kregen en dat allen weg moesten die tot dusver een ausweis hadden
gehad. Vermoedelijk moesten hun de volgende dag reeds weg en hadden daartoe dan
alles reeds klaar staan.
Mia raadde ons toen aan maar met hun mee te gaan.
Ook Paul, die anders een heel groot woord had van: We gaan nooit weg, liet de
moed ook zakken en stelde ook voor om maar mee te gaan. Laatstgenoemde viel me
toen heel hard tegen.
Dien avond zijn we tot 12 uur wezen pakken
en rommelen.
Hoewel
ik er maar steeds op aandrong dat we toch moesten probeeren te blijven en
daartoe veel brooden en water inslaan, wilde niemand daar naar hooren. Allen
waren bezeten met de evacuatiekoorts!
Tenslotte zag ik de
toestand ook hopeloos in en begon ook maar het een en ander voor een mogelijk
vertrek klaar te maken. Nel meende nog dat er altijd nog wel iets kon gebeuren
waardoor onze evacuatie niet door zou gaan. Mia en Paul waren echter zo
zwartgallig dat ik er bijna niet aan durfde te denken. In gedachten had ik al
afscheid genomen van al onze bezittingen en zag ons al door de sneeuw naar
Brüchen vertrekken.
We hebben toen we naar bed gingen, nog eens onze
trouwpsalm gelezen en God gesmeekt voor de evacuatie te willen bewaren! Elke
zucht was een bede om uitkomst!
De andere morgen om 6 uur
waren we al weer op en dachten niet anders dan dat we voor het laatst te
Maasniel hadden geslapen. Daar de bedden waren veranderd had ik dien nacht weer
in de schapenzak geslapen en v.Soest in de groote kelder.
Nadat we
alles hadden klaar gemaakt werd om 8 uur het luik gesloten.
Omstreeks 10.00 kwam Mia aanloopen en we
dachten allen met slecht nieuws. Groot was onze verwondering toen zij echter
mededeelde dat de "groene" vertrokken waren en dat de Russen reeds in Berlijn
zaten. We durfden haast niet te gelooven dat de "groene" weg waren. Van
blijdschap en ontroering hebben Nel en ik toen even
gehuild.
We zijn toen dien dag verder boven geweest. We
schrokken toen we elkaars gezichten in het daglicht zagen. We hadden allen
bleeke magere keldergezichten. Daar Rinie bovendien nog onder de zweren zat zag
die er heel slecht uit. Ik maakte me dan ook beslist over haar bezorgd. Die
kleine stakkerd!
We hebben dien dag ook boven gegeten. Het
regende den geheele dag en daar er veel sneeuw lag hadden we het zeer slecht
getroffen op onze reis.
De volgende dagen was het ook
rustig. We konden dan ook steeds boven zijn en we knapten allen een beetje op en
vooral Rinie.
In die dagen begonnen de geallieerden een nieuw offensief
ten zuiden van Nijmegen en daar er heel veel vliegtuigen overkwamen en we tevens
veel artillerievuur in zuidelijke richting hoorden kregen we steeds meer hoop
dat we niet meer behoefden te evacueeren.
Zaterdag 17
en Zondag 18 kwamen de "groene" plotseling weer opdagen. Als naar gewoonte waren
we boven en hoorde plotseling naast ons bij Reulen een militair op de plaats
loopen en daar op de deur bonzen. We zijn toen heel vlug naar beneden geslopen
en gingen ons weer insluiten in onze schuilplaats. Toen we daar nog mee bezig
waren werd ook reeds al bij ons op de voor- en achterdeur gebonsd. We waren
doodstil en durfden dien dag niet meer boven te komen.
Het heeft toen dan ook niet veel gescheeld
of de "groene" hadden ons overrompeld. Als door een toeval was Rinie binnen toen
we de "groene" hoorden. Had zij buiten gespeeld dan hadden ze haar zeker gehoord
en waren we de klos geweest.
'S Avonds vertelde Mia dat de
"groene" zouden de andere dag voor 't laatst komen en dan alle kelders open
breken. Juffr. v.Soest zat
in de rats.
Elke zucht was dien avond en de volgende dag een bede om
uitkomst.
Omstreeks 10.00 uur hoorden we de "groene"
al aankomen. Mia had ons juist verteld dat ze in de Molenlaan al bezig waren de
deuren in te slaan.
We hoorden dat de Commandant zijn fiets tegen zijn
muur zette juist boven de kelder.
We hielden onze adem in en dachten nu
gaat het er op of er onder.
Het toeval (leiding) wilde dat de ausweis
bij Vaessen niet helemaal in orde was. Juist toen de Commandant de fiets had
neergezet kwam één der jongens van Vaessen aanloopen en vroeg de Commandant de
ausweis in orde te willen maken. Deze ging toen met zijn mannen mee naar de
bakkerij en daar werden de "groene" door Vaessen onthaald op
vla.
Het gevolg daarvan was dat ze toen verder onze straat
oversloegen en naar een andere straat gingen.
Dien dag zijn er te
Maasniel heel veel uitgehaald.
Wij waren gered! Ons leven en veiligheid was
in Gods Hand. Vanaf dien dag hebben wij ons niet meer zoo erg bezorgd
gemaakt.
De volgende dagen hoorden we niets meer
van de "groene" en waren dan 's middags meestal boven. Het was toen meermalen
schitterend mooi weer. Door een kijkgat zagen wij nog sommige menschen op straat
loopen. We verlangden er toen ook heel erg naar om buiten te mogen
zijn.
De vele vliegtuigen en het aanhoudende artillerievuur gaf dan ook
steeds weer nieuwe hoop.
Woensdag 20 Februari 's morgens te
3.00 werden we wakker doordat er een hevig artillerievuur werd ingezet. Het was
verbazend zoo hevig werd er geschoten. Toen we 's morgens boven kwamen bleek het
van over de Roer te komen. Dat duurde den geheelen dag. We dachten niet anders
of de geallieerden kwamen over de Roer. Daar wij echter geen mitrailleurvuur het
artillerievuur 's middags te 3 uur plotseling ophield durfden we daar niet meer
op te hoopen.
De andere dag hoorden we dat de
Engelschen de vorige avond bij Julich op 3 plaatsen de Roer waren overgetrokken.
Vermoedelijk is dat artillerievuur een afleidingsvuur
geweest.
Vrijdag den 23e werd verteld dat
Berlijn moest evacueeren en dat alle "groene" daar naar toe waren. We konden
toen iets vrijer ademhalen.
Ook werd gezegd dat ten zuiden van de Roer
alles bevrijd was.
Dien dag vertrokken ook de
valschermjagers en werden vervangen door oude infanteristen. Uit alles leidden
we af dat de bevrijding naderde.
Die valschermjagers hebben hier
ontzettend geplunderd en verbazend veel vernield. Schoften waren
het.
Daar de Engelschen bij Julich snel oprukten en de Amerikanen ten
zuiden van Nijmegen ook goede vorderingen maakten, waren de menschen vol moed en
niemand dacht er over toen nog te evacueren.
M.
Gladbach werd vanuit het zuiden al heel spoedig bedreigd en we begrepen wel dat
wanneer die stad viel Roermond en dus ook wij zoo goed als omsingeld
waren.
We verkeerden elke dag in groote spanning en voelden
onverklaarbaar aan dat we spoedig bevrijd zouden
worden.
Woensdag den 28e Februari ben ik 's
avonds nog even in huis wezen kijken of alles nog in orde was temeer er overal
zo verbazend veel gestolen werd.
Ik merkte toen dat er ook in ons huis
een dief was geweest en ik heb toen 's avonds van 8-10 in ons huis op wacht
gezeten met een flinke knuppel doch er gebeurde niets.
Overdag hadden we al meermalen zware ontploffingen gehoord en Mia vertelde ons
dat het springcommando de groote gebouwen en de kerken in de lucht lieten
vliegen.
Dien avond omstreeks 11.00 uur hoorden we zware
ontploffingen. De kelder schudde er van. Daarna werd het stil. Het bleek later
dat de kerk van Maasniel verwoest was. Dat is het laatste oorlogsgeweld van de
moffen geweest wat we gehoord hebben. Hoewel we het toen nog niet wisten kwam
ons later ter oore dat de laatste moffen toen vertrokken
zijn.
De andere morgen was ik al vroeg wakker en lag
maar aan de dief te denken. Het was bijzonder stil. We hoorden geen schot meer.
Ik beraamde toen allerlei plannen om naar huis te gaan en zodoende verdere
plundering te voorkomen.
Dien Donderdagmorgen 1 Maart, omstreeks 10.00 zag ik door het kijkgat Mia
aankomen hollen. Ze was zoo gejaagd dat ze kon het poortje niet van het slot
krijgen. Ze vertelde toen dat de Engelschen in Roermond waren. Hoewel we het
verwacht hadden durfden we het nog niet te gelooven. Ook zei Mia dat alle moffen
weg waren.
Daar we verschillende menschen op straat zagen loopen en
konden hooren dat sommigen de Engelschen en Amerikanen reeds hadden gesproken,
begonnen we dat alles voor waar aan te nemen. Echter juffr. v.Soest geloofde
het nog niet.
Nel en ik zijn toen heen gegaan en hebben al
onze spullen naar boven gesjouwd en Rinie hielp dapper mee.
Toen we
alles boven hadden zijn we begonnen alles naar ons huis te brengen. De nog
aanwezige menschen keken ons heel vreemd aan want niemand had gedacht dat we ons
bij v.Soest hadden schuil gehouden. Allen zeiden dat we dat prachtig gedaan
hadden
Och, och, wat waren we weer blij dat we weer in
ons eigen huis waren. Hoe dikwijls had ik aan die vreugde gedacht en er samen
met Nel over gesproken. Thans was het dan zoo ver. Alles deed wel vreemd aan, de
kamers leeg en de muren kaal, maar ons huis was ongeschonden en dat was heel
mooi.
Toen we alles van de overkant in eigen huis hadden zag ik
plotseling dat de kolenkist evenals de vorige avond van de achterdeuren
weggeschoven was en dat er allerlei goederen tusschen de kolenkist en de deur
stonden.
Eerst dacht ik dat die goederen ook weer gestolen
zouden worden doch al heel spoedig kreeg ik in de gaten dat de dief de goederen
teruggebracht had.
Ik heb dien dag uitgevorscht wie de dief was en wel
onze buurman. Hij is dien
dag 3 maal bij ons in huis geweest en bekende tenslotte.
We hebben dien
dag alles zooveel mogelijk onder de vloer weggehaald en de keuken weer in orde
gemaakt. Rinie danste en zong dat het een lust was. Ze was zoo blij dat ze weer
thuis was.
We hebben dien dag nog bij v.Soest
gegeten. Om 12 uur had ik de vlag al uithangen en was de eerste in onze
straat.
's Avonds hebben we even als de volgende 7 nachten nog in de
kelder geslapen, nu niet voor de bommen of granaten doch meer omdat onze matras
in de badcel stond en Nel eerst de slaapkamer schoon wilde maken voor we de
badcel open braken.
Dien dag hebben we nog geen
Amerikaan gezien. We hadden het veel te druk en dachten die zullen we nog genoeg
zien.
's Avonds heb ik de eerste 2 liter melk weer gehaald en ook een
flink stuk vleesch en vet van de slager
gekregen.
De andere morgen ben ik ook weer naar
de Straat geweest. Ik kreeg daar 2 liter melk een flink stuk vleesch, een stuk
boter en 6 eieren. Gelukkig waren de beide boeren Reynders daar gebleven. De
volgende weken kreeg ik bij beide om beurten 2 liter melk en om de andere dag 4
eieren en ook nog wel eens een stukje boter.
We hebben
dien vrijdag rijst en pudding gegeten. Het was een feestmaaltijd. Wat hebben we
lekker gegeten en vooral Rinie.
Toen we die middag onze trouwpsalm
lazen en psalm 138 hebben we gehuild van blijdschap en dankbaarheid. Ja God
heeft ons wonderbaarlijk gespaard.
Toen ik 's morgens
door Maasniel liep en bijna geen menschen zag en overal kapotte huizen met
openstaande deuren en alles dooreen gehaald, kwamen de tranen me meermalen in de
oogen. Huis aan huis was kapot en niemand was er aanwezig.
In Roermond was dat ook zoo. Op de inspectie trof ik één oude ambtenaar. Alle
inspecteurs en heel veel ambtenaren waren weg.
Als men dat alles zag werd men
er even stil van en vroeg zich hoe is het mogelijk dat wij hier zijn
gebleven.
Nergens zag ik een huis dat er zoo goed was afgekomen als het
onze. Onze totale schade was 6 kapotte dakpannen. Overigens hadden we alles nog.
Werkelijk wij zijn er wonderlijk goed afgekomen. Het is niet te begrijpen! Het
bleek dat er van de 5500 inwoners te Maasniel ± 1200 waren overgebleven. Idem
Roermond van de 20000 ± 4000. De anderen waren allen weg. Naar we hoopen van
naar Friesland en Groningen doch we zijn bang dat er ook velen in Duitschland
zitten.
Hadden we mei '40 groote oogen opgezet toen
de moffen hier binnen trokken, we zetten nu, toen we het Amerikaanse materiaal
zagen, nog veel grooter oogen open.
Geweldig, Geweldig, wat is hier de
eerste weken veel langs gekomen. Allerlei soorten motorrijtuigen. Alles prima
materiaal. Die dat niet gezien heeft kan zich daarvan onmogelijk een voorbeeld
van vormen.
Vanaf de 2e dag na de bevrijding
kregen we al een krant. We konden toen lezen hoe of alles zich hier in de
omgeving had afgespeeld.
Ik heb Nel toen de volgende dagen geholpen
alles weer in orde te maken. Daartoe zijn we begonnen met de zolder schoon te
maken. Toen de kelder en de badcel leeg en zoo vervolgens de kamer
schoongemaakt. Dat alles was mooi werk. We hadden het gevoel over ons alsof we
met alles weer opnieuw begonnen. Al heel spoedig had Nel het huis schoon en wij
waren waarschijnlijk één, ja de eerste, die alles weer op zijn plaats
hadden.
's Avonds waren we doodmoe. Rinie speelde heele
dagen buiten en had de grootste pret. Wel was ze erg mager doch elke dag kreeg
ze beter kleur. Daar ik meermalen 6-8 liter melk per dag ophaalde en wij veel
pap aten en melk dronken knapten we alle drie spoedig op en in een paar weken
tijds waren we al weer aan het groeien. Ook Rinie had heel gauw haar gewicht
weer terug.
Maandag 4 Maart ben ik weer naar de
inspectie geweest. Daar was toen Insp. v.Os uit Sittard. Het bleek dat er maar
heel weinig ambtenaren over waren. De 2 Insp. 2 sectie Chefs en de 2 Chef de
Bureau's waren ook weg.
Wij moesten toen met elkaar
de eerste dagen het belastinggebouw opruimen en 16 Maart werd de grenswacht
ingezet. Wij hadden daartoe 15 man tijdelijke hulpcommiessen aan de grens. Suy
was dienstgeleider en samen met Deenen moesten wij controle uitoefenen en zorgen
dat alles draaide.
Ik had toen een goed leven.
Eénmaal per dag naar de grens en dan tevens 2 liter melk meenemen.
In
het begin hadden we elke dag 6 liter melk en ook dikwijls een paar eieren er
bij. In de Paaschweek hadden we zelfs ruim 60 eieren.
We hadden het dan
enkele dagen na de bevrijding al heel goed. Meermalen hebben we het over
Ternaard en Apeldoorn gehad. We hadden zoo gaarne onze familie er mee in kennis
gesteld dat het ons zoo goed ging.
Elke dag zagen we uit naar de bevrijding
van het Noorden en vooral toen tegen Paaschen overal een nieuw offensief werd
ingezet.
De 2e Zondag na de bevrijding hadden we
een kerkdienst bij een onderwijzer aan huis. Daar was toen een (schippers)dominé
uit Maasbracht. Nel is toen heen geweest en ik de volgende
Zondag.
Goede Vrijdag zijn we samen naar het
Heilig Avondmaal geweest dat werd gehouden in onze kerk. Het bleek dat deze niet
veel geleden had van het oorlogsgeweld.
Paaschzondag
is Rinie voor het eerst met ons mee geweest naar de kerk. Daar de Amerikanen 's
morgens 10.00 uur dienst hielden in onze kerk hadden wij 's middags om 3 uur
dienst.
Een goede week na de bevrijding hadden wij
weer stroom. Door een toevallige omstandigheid waren wij één van de eersten die
stroom hadden. De week na Paschen hebben we water gekregen.
Wat de
voedselvoorziening betreft dat ging best. We kregen veel meer op de bon dan toen
de moffen hier waren. We kregen ook veel chocolade wat beslist lekker was. Ook
werd er veel groente verstrekt. Kortom we kwamen dan ook niets tekort. Voor
Paschen hadden we ook al echt wittebrood wat veel beter smaakte dan het grijze
toen de moffen hier nog waren.
Alle dagen reden hier
geweldig veel auto's langs naar Duitschland. Op de weg naar de grens was het
soms gevaarlijk fietsen. Meermalen zijn er auto's tegen de bomen
opgereden.
Als ik door de velden rijd en bijna geen
boeren op het land zie en overal langs verlaten boerderijen rijd, dan word ik er
soms raar van. Dan dank ik God voor zijn wonderbaarlijke redding. Ja het is een
groote zegen dat wij hier zijn mogen blijven. Wij hebben veel meegemaakt en toch
zijn we nog reuze gespaard gebleven. We kunnen ons leven lang daar nooit
dankbaar genoeg voor blijven! Wij bidden in deze dagen dat God allen nabij wil
zijn die ons lief en dierbaar zijn. Ja wij bidden voor geheel Nederland. O, God
bevrijd ons land en ons volk en spaar ons voor verder
oorlogsgeweld.
Dinsdag 19
April kregen we via een Marechaussee een brief uit Apeldoorn. Groot was onze
ontroering toen we lazen dat de moffen Wim vermoord hadden. We hebben gehuild
als een kind en weer schreeuwde het in me: "O, God verdoem die
rotmoffen!".
Zaterdag 12 Mei
kregen we 2 brieven van thuis met gelukkig goede berichten.
Toen hier bekend
werd dat Nederland was vrij gegeven heerschte hier overal vreugde. Bij ons in de
straat is tot 's nachts half één een vreugdevuur gestookt. Ook toen enkele dagen
daarna de algehele capitulatie der moffen bekend werd, heerschte hier
vreugde.
Gefeest is hier echter niet, wel hingen
overal de vlaggen uit en droeg men oranje. Er was echter niets om te feesten,
geen menschen en geen bier en vleesch. Zonder dat kan de Limburger niet
feesten.
Al heel spoedig daarna kwamen er enige evacuee's uit het
Noorden.
Thans Pinksteren wordt dat steeds
drukker. Elke dag zie je weer nieuwe bekende gezichten. Het wordt steeds drukker
in Maasniel. Als dan zoo'n auto aankomt met de evacuee's loopen velen er op toe
om te zien wie het zijn.
Velen springen dan de tranen in de oogen
vooral als ze hooren dat ze alles kwijt zijn. Ja velen, zoowel burgers als
boeren, rijken en armen, zijn totaal alles alles kwijt. Hebben de moffen
het niet geroofd dan zijn het wel de Nederlanders geweest die alles geroofd
hebben.
Ook van uit Duitschland komen er velen terug. Soms
wel honderden tegelijk.
Deze week was er een convooi
uit het strafkamp Büchenwald. Sommigen hadden de gestreepte boefenpakken nog
aan. En toch waren het geen boefen. Het waren Nederlandsche doctoren en
studenten die in 1942 al naar het kamp Büchenwald waren gebracht.
Eén
vertelde ons dat hun toen met 700 Nederlanders in 1 lager waren gebracht en dat
daar thans nog 5 man van over waren. De rest dood! Velen die nog niet eens
heelemaal dood waren, werden al door de moffen
verascht.
O, God vervloek dat
volk.
O, God straf hen met de allerzwaarste straffen die
er zijn.
O, God verdelg de
moordenaars!
Ja en als dan die menschen aan de grens
even halt houden en van ons hooren dat ze op Nederlandsch grondgebied zijn o,
dan, zie je het hoe velen moeite hebben om hun tranen te
bedwingen.
Van alles moeten ze dan weten en vragen
hoe is het daar en daar. En als ze dan weg rijden of andere convooien de grens
passeeren met de Nederlandsche vlag op de auto en hun vaderlandsche liederen
zingen of juichen, o dan worden wij ambtenaren ontroerd en meermalen zien we de
tranen glinsteren.
Ja jullie die dit hooren of later lezen, dat moet je zelf
gezien en gehoord hebben hoe die menschen de Nederlandsche grens passeeren. O
dat is niet te beschrijven. Ik zou dan willen dat jullie allen en vooral de
Ternaarders, dat eens meemaakten hoe ontroerend mooi dat is te zien hoe blij die
menschen zijn wanneer ze de grens passeeren. Velen zien er zeer slecht uit
ondanks hun de laatste weken goed eten en verzorging gehad
hebben.
Men moet ze hooren vertellen hoe ze bevrijd
zijn en hoe dan de bewakers opgesloten worden, mishandeld worden ja doodgeslagen
worden. Vooral de Russchen doen dat veel. Goed zoo Russchen. Verdelg de
moffen!
NASCHRIFT
Heden (mei 1995) ben ik
milder in mijn beoordeling en wens!!!
Nu geen moffen meer doch
Duitsers!